'Het graf gaapt, de tijd zoemt, en nergens is redding.' Een van die verpletterende zinnetjes uit De avonden van Gerard Reve. Het is een gedachte die hoofdpersoon Frits van Egters debiteert als hij overvallen wordt door een intens medelijden met zijn ouder en brozer wordende ouders.
Het zinnetje spookt me de laatste dagen weer regelmatig door het hoofd.
In de eerste plaats omdat het jaar gekanteld is en we in de verte alweer een glimp kunnen opvangen van Frits.
In de tweede plaats door Marcel van Dam.
Marcel Parcival Arthur van Dam, aanwijzer van minderwaardige mensen, verkeert namelijk in een staat van doodsangst. Hij behoort inmiddels tot de categorie van de oude mensen, en laat die groep nu het doelwit zijn van de moordlustige jeugd. In HP/De Tijd 2013/6 zegt hij bezorgd te zijn over 'de toenemende maatschappelijke "agressie" jegens ouderen'. Een deel van de jongeren zou die oude mensen 'het liefst dóód willen zien!'
Wij jongeren zien mensen als Van Dam dus als minderwaardige mensen, en minderwaardige mensen kunnen maar het beste uit de weg geruimd worden. Dat hoef ik Van Dam niet meer uit te leggen.
Het houdt niet op, niet vanzelf.
Vroeger ging dat anders, vroeger - toen ik jong was, bedoelt Van Dam - was het generatieconflict nog hoffelijk en gemoedelijk: 'Zo van: nou zijn wij aan de beurt. Dat is van een totaal andere orde dan: "Wat doe je hier nog op de wereld?!"'
Van Dam was twintiger in de roerige jaren zestig. Het massale afscheid van de religie dat toen door zijn generatie werd ondernomen, heeft hij als bevrijdend ervaren, zo verklaarde hij elders al eens. Een symbool van dat afscheid is de beroemde aflevering 'Beeldreligie' van het satirische televisieprogramma Zo is het toevallig ook nog eens een keer, 4 januari 1964, waarin met bijbelse termen het televisiekijken werd gehekeld, wat een stortvloed aan verontwaardiging en reacties van gekwetstheid veroorzaakte.
'U bent oude mensen', schreef Van Dams goede vriend Harry Mulisch toen namens de jongeren, 'U bent te oud voor ons. Nog 25 jaar en u bent goddank uitgestorven.' (Zo is het, red. J. van den Berg, Han Lammers, Harry Mulisch, 1964, p. 22)
Nee, dat ging er vroeger inderdaad veel lieflijker aan toe.
Hoe komt Van Dam tot zijn noodkreet? Het is de gezondheidszorg. Wij jongeren willen die van de ouderen afpakken, zegt hij: 'Jongere generaties roepen: "Dat is allemaal veel te duur!" En ze vergeten dat ze straks ook de leeftijd gaan bereiken dat ze meer zorg gaan consumeren. Maar dan is het er niet meer als het aan hen ligt. Maar ze redeneren niet door.'
Intens medelijden voel ik nu met Van Dam, want hij slaat de plank op ongeëvenaarde wijze mis. Omdat de zorg te duur is zouden wij er vanaf willen?
Nee, Van Dam, het is precies andersom. Als wij ouder worden en vaker een beroep zullen moeten doen op zorg, dan zijn we juist bang dat dat niet meer kan, precies omdat de zorg te duur is en het systeem zichzelf daardoor om zeep dreigt te helpen. We willen dat de zorg hervormd wordt, zodat het er nog is in lengte van jaren. Dat lijkt me nu juist bij uitstek doorredeneren.
De tijd zoemt voor iedereen, en het graf gaapt al evenzeer. Er is tijdelijke redding in de gezondheidszorg, en die willen we overeind houden, voor onze opaatjes en omaatjes, voor onze ouders en voor onszelf. En ja, ook voor Marcel van Dam. Ook al is hij over 25 jaar uitgestorven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten