Met het omvallen van Haarlem (2010), RBC Roosendaal (2011), AGOVV Apeldoorn en SC Veendam (beide 2013) is de Jupiler League in korte tijd 20% van zijn clubs kwijtgeraakt. De competitie dreigt nu te bezwijken onder een tekort aan kritische massa. Het voortbestaan van de Juup zou zelfs op het spel staan.
Topklasse-trainers Jan van Dijk (Gemert) en André Wetzel (HBS) beweren in de laatste VI zelfs doodleuk dat de Jupiler League maar beter opgeheven kan worden.
Omdat er geen enkele Jupiler League-club meer zit te wachten op Jan van Dijk of André Wetzel moet die competitie maar opgedoekt worden zodat ze alsnog op het tweede niveau kunnen acteren.
Zo doorzichtig allemaal.
De staat van crisis is niettemin een feit. Traditioneel wordt als belangrijkste reden aangevoerd dat de eerste divisie in de praktijk geen degradatieregeling kent. Clubs zouden hierdoor niet geprikkeld worden zich constant te blijven verbeteren.
Dan maar een jaartje laatste, volgend jaar mogen we toch weer gewoon meedoen.
Wij zijn lang zo'n beetje het enige land met een gesloten systeem geweest. In 2009 voerde de KNVB een degradatie/promotie-regeling in tussen eerste divisie en de nieuw gevormde topklasse, maar die liep uit op een fiasco toen niemand bereid bleek te willen promoveren.
Ik geloof echter niet dat daar het grootste manco zit, ik geloof dat het werkelijke probleem precies aan de andere kant moet worden gezocht.
Het probleem van de Jupiler League is niet dat je er niet uit kunt degraderen, maar dat je er niet uit kunt promoveren.
Slechts de kampioen is verzekerd van promotie naar de eredivisie, de rest moet via play-offs met eredivisieclubs een ticket voor het hoogste niveau zien af te dwingen.
Er degradeert dus maar één club rechtstreeks uit de eredivisie naar het tweede niveau.
Dáárin zijn we uniek. In alle toplanden degraderen er meer. In Spanje: 3 rechtstreekse degradanten; Engeland: 3; Duitsland: 2; Italië: 3; Frankrijk: 3. Alleen België werkt ook met 1 rechtstreekse degradant, maar dat heeft met die algoritmische kampioenscompetitie zo'n krankzinnig systeem dat we dat land maar even buiten beschouwing laten.
In het seizoen 1989/1990 werd het nacompetitiesysteem ingevoerd dat tot op de dag van vandaag in de kern niet veranderd is: de nummers 16 en 17 van de eredivisie kruisen de degens met eerstedivisieclubs om handhaving te verzekeren.
Feitelijk is het een herkansing.
Daarvóór degradeerden er overigens wel gewoon elk jaar drie clubs uit de eredivisie. Sinds de invoering van het nacompetitiesysteem zijn er 23 seizoenen gespeeld (het huidige nog niet meegerekend); slechts in 3 van de 23 seizoenen degradeerden er daadwerkelijk 3 clubs, en in 6 seizoenen bleef het zelfs bij slechts 1 degradant.
Nu is het in de praktijk vaak zo dat degradatie uit de eredivisie naar de eerste divisie betekent dat een snelle terugkeer vrijwel uitgesloten is. Traditieclubs als Go Ahead Eagles, Sparta en MVV bivakkeren inmiddels alweer vele jaren op het tweede niveau, en elk jaar dat promotie niet lukt wordt het lastiger.
Daardoor wordt de kloof tussen eredivisie en eerste divisie steeds groter.
Het nacompetitie/play-off-systeem moet zeker gehandhaafd blijven, maar dan met louter eerstedivisieclubs. Laat de nummers 16 t/m 18 uit de eredivisie direct degraderen en de nummers 2 t/m 9 uit de Jupiler League onderling strijden om twee promotieplekken.
Overigens moeten we dat sektarische zaterdagvoetbal afstoten. De voetbalcompetitie op gereformeerde basis, bij nader inzien zijn we daarin pas écht uniek. Prima hoor, voetballen op zaterdag omdat God anders boos wordt, maar de KNVB zou dat compleet moeten scheiden van de rest. Nu eisen zaterdagclubs doodleuk de zaterdag als speeldag wanneer ze tegen een normale club moeten spelen. Scheiding van kerk en speeldag!
Ook wordt wijd en zijd geklaagd over het contractsysteem. Pas als er met semiprofs mag worden gewerkt zullen we promotie overwegen! roepen de topklassers. Rond het faillissement van Veendam werd het verplichte werken met fullprofs eveneens als een van de redenen voor het debacle genoemd.
Hier wordt echter de eis minstens zestien contractspelers te hebben verward met zestien fullprofs. Ook een semiprof is een contractspeler. FC Oss werkt al twee seizoenen met semiprofs. Sinds de terugkeer in 2011 hebben de meeste spelers een semiprofcontract en werken ze ernaast, vaak in een andere functie bij de club of een sponsor.
Het is dus al prima mogelijk op semiprofbasis te werken, daar is geen reglementswijziging voor nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten