donderdag 4 april 2013

Mensje van Keulen - Liefde heeft geen hersens

Mensje van Keulen - Liefde heeft geen hersens. Atlas (2012), 190 blz.

Het vorige boek van Mensje van Keulen, de verhalenbundel Een goed verhaal (2009), bereikte de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2010. Ik vond dat een uitstekende bundel, met zes spannende, beklemmende en goed geschreven verhalen, maar de prijs ging uiteindelijk naar een ander werk. Van Keulens jongste titel, de roman Liefde heeft geen hersens, is nu genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 2012. Van dit werk ben ik veel minder onder de indruk. Het zal de prijs dus wel winnen.

Hoofdpersoon van Liefde heeft geen hersens is Romy, een weduwe die als gastvrouwe op een begraafplaats werkt, een moeizame relatie met haar zoon en dochter onderhoudt, en op een ochtend haar buurvrouw Irma dood in haar stoel aantreft. Ze verdenkt haar zoon Cristian van een roofoverval. De huismeester, Harro, verdenkt op zijn beurt Romy, maar omdat hij een oogje op haar heeft houdt hij zijn vermoeden voor zichzelf. De gebeurtenissen worden afwisselend door de ogen van Romy en Harro beschreven.

Alles speelt zich af in milieus aan de rafelranden van de maatschappij, een rauwe werkelijkheid waar Van Keulen doorgaans wel raad mee weet. Wat me gaandeweg de roman echter ging tegenstaan was de extreem clichématige typering van de nevenpersonages. Romy's zoon is een jonge kunstenaar; zij betrapt hem dan ook met een andere jongen in bed. Irma's enige goede kennis was een oude balletdanser; hij praat dan ook als een fladdernicht en begint haast elke zin met 'Kind'. Romy's bovenbuurman is getatoeëerd; hij gedraagt zich dan ook onbeschoft en onbeschaafd. Enzovoort. Deze personages zijn types, stereotypen, geen karakters.

Vreemd is ook de manier waarop de moeder van Harro wordt neergezet: enerzijds als een klagend kreng, xenofoob, onredelijk en hooghartig, anderzijds als een literatuur lezende dame die soms zinnige maatschappijkritiek levert, bijvoorbeeld over moslima's met hoofddoekjes. Recent, bijvoorbeeld rond de kwesties van Hema en Albert Heijn die geen personeel met hoofddoek wensten, hoor je regelmatig een wijsneus opmerken dat Nederlandse vrouwen toch vroeger ook een hoofddoekje droegen. Dat is dan het nieuwste 'argument' van de vaderlandse dhimmi's die denken daarmee Wilders' krankzinnige voorstel voor een 'kopvoddentaks' te hebben weerlegd en zichzelf als deugend mens te hebben bewezen. Waarmee de discussie, wederom, is doodgeslagen. Alsof de enige twee opties in dit debat bekrompen vuilspuiterij en radicaal cultuurrelativisme zijn. En dat terwijl het argument welbeschouwd ook grote onzin is, zoals Harro's moeder laat zien:
'Ik weet wel dat vrouwen hier er een droegen, tegen de kou en als je naar de kerk ging of van de kapper kwam, maar die sjaaltjes zaten nooit zo raar strak, helemaal over je voorhoofd, en in de zomer, geloof me, was er niet één vrouw die er zelfs maar over dacht om zo'n ding om te knopen.' (65-66)
Geen speld tussen te krijgen. Ik kan dit niet anders lezen dan als de opvatting van de schrijfster zelf. Die zal echter zijn teruggeschrokken voor de consequenties, voor het hokje waar je meteen in geduwd wordt als je zoiets probeert in te brengen, en ze heeft de redenering dan maar geparkeerd in het grillige betoog van een verder dubieus personage. Jammer.

Ook de opbouw van de roman is wankel. De monoloog van de balletdanser is veel te lang, en het middengedeelte bevat een weergave van de gesprekken die nabestaanden tijdens een koffietafel voeren, oeverloos geroddel waar geen eind aan lijkt te komen en bovendien niet of nauwelijks functioneel voor de plot. Wel sterk is het wisselende perspectief, dat de onbepaaldheid en onbestemdheid van menselijke vermoedens en verlangens mooi in de verf zet, en het whodunnit-aspect, dat ervoor zorgt dat de roman tot het einde toe enige spanning behoudt, maar de leeservaring is al met al toch wat onbevredigend.

*****

Geen opmerkingen: