maandag 7 januari 2013

Anton Valens - Het boek Ont

Anton Valens - Het boek Ont. Augustus, 2012, 352 blz.

Vis (2009) van Valens was een ontwapenende novelle. Een lichtvoetig verteld verhaal over vijf weerbarstige mannen op een boomkorkotter. Diezelfde speelsheid kenmerkt Valens' jongste roman, Het boek Ont. Hoofdpersoon is Isebrand Schut, een Groninger die is ontslagen als callcentermedewerker omdat hij te meegaand was met de bellers. Niettemin bewoont hij een appartement met uitzicht op de A-kerk. Op de eerste bladzijde kijkt hij uit het raam naar de kerk terwijl een noodweer over de stad trekt. Anton Valens trekt zijn stijlregister meteen volledig open:

'Het onweerde en een sluierdichte plasregen sloeg en beukte op het kerklichaam. Hij hoorde het geruis, dat razendsnel aanzwol. Verticale rivieren stroomden langs de muren, verzamelden zich in goten en raasden verder de diepte in. De goten overstroomden, de regenpijpen spuwden het uit maar konden de toevloed niet aan. [...] De takken van de kastanjes wierpen zwiepende schaduwen in het schijnwerperlicht waarmee de toren in de avonduren van onderaf enigszins weeïg werd bestreken.'

Deze beschrijving bevat een keur aan stilistisch moois: krachtig binnenrijm ('wierpen zwiepende'), poëtische alliteraties ('schaduwen ... schijnwerperlicht'), maar ook opvallende maar rake beeldtaal ('sluierdicht') en gedurfde woordkeus ('weeïg'; 'bestreken' in plaats van 'beschenen'). Valens is echter nog niet klaar:

'Gebiologeerd keek Isebrand naar het geweld waarmee de wolk die boven Groningen hing de kerk probeerde te verdrinken. Het huis van God wordt ontleed door het hemelwater, dacht hij, en doofde de sigaret. Horizontaal, verticaal, diagonaal en zigzaggend, onder luid, multidimensioneel geklater tekenden de watervorken het lichaam van de kerk uit, en wasten het in het voorbijgaan schoon van dode bladeren, aangewaaid roet en duivendrek. Met "multidimensioneel" bedoelde Isebrand dat er op het een en hetzelfde moment een groot aantal afzonderlijke klaterbronnen en bellen te onderscheiden was, tegen een fond van windstoten en paniekerig gedruppel. Maar hij vond "multidimensioneel" ook een prettig, ritmisch woord.'

Valens haalt hier een even merkwaardig als vernuftig trucje uit met het perspectief. Zijn hoofdpersoon wordt in de derde persoon beschreven, en daarbij krijgen we af en toe rechtstreeks een inkijkje in diens gedachten ('dacht hij'). Wanneer dan de beschrijving van het tafereel verder gaat lijkt het of de verteller weer aan het woord is ('Horizontaal' t/m 'duivendrek'). Maar in de volgende zin blijkt dan dat die beschrijving evenwel nog steeds letterlijk Isebrands gedachten verwoordde en dat de verteller nu pas weer het woord neemt, concreet om Isebrands woordkeus te verklaren ('bedoelde Isebrand').

Dit frivole gegoochel met perspectief en stijl kenmerkt de schrijver Anton Valens en maakt hem tot een zeer oorspronkelijke en aantrekkelijke literaire stem. Zo kan hij een nieuw hoofdstuk beginnen met een zorgvuldig gecomponeerde, zich over vele regels uitrollende volzin vol neologismen en archaïsmen, om even verderop ineens de vaart erin te zetten met snelle, korte, soms zelfs schier onaffe zinnetjes of dialoog.

Dit wil ik het 'schoolschriftsyndroom' noemen: als je vroeger op school in een nieuw schrift begon, dan schreef je aanvankelijk altijd heel netjes, maar al gauw verwerd het weer tot dezelfde kliederboel als altijd. Het verschil is alleen dat de tekst in die schriftjes daardoor lelijk en warrig werd, terwijl Valens' schriftuur er juist extreem vitaal en kleurrijk van wordt.

Isebrand heeft moeite zich sociaal te handhaven, onder meer door enkele fobieën. Zo durft hij mensen op straat niet te groeten en heeft hij - best herkenbaar - administratieangst, die zich uit in onvermogen brieven te openen. Daarom heeft Isebrand Man&Post opgericht, een 'zelfhulpgroep' waarin men elkaars brieven opent en de eventuele schok gezamenlijk opvangt. Deze groep bestaat uit een hilarische verzameling steuntrekkende Groningse sneukezen.

Zo is daar bijvoorbeeld Sylvio, die door Valens in een paar treffende pennenstreken ongenadig mooi wordt neergezet: hij 'had twee dochtertjes bij een "reuzenvrouw" in Stadskanaal, met wie hij uit "ethische overwegingen" geen contact onderhield. Hij droeg een vermiljoenrood trainingsjasje met de opdruk CCCP. Hij sprak over 't algemeen langzaam en met een vrij sterk Groninger accent.'

De levens van de voortmodderende kerels, en vooral dat van Isebrand, worden opgeschrikt door de komst van Cor Meckering, een pochende organisatieadviseur met veel geld die de zelfhulpgroep goed kan gebruiken als postadres voor zijn schimmige bedrijfje. Meckering werkt aan een boek over het voorvoegsel 'ont', waarover hij gepassioneerd kan vertellen. Hij is een soort Berend Willem Hietbrink, de hilarische morosoof die in alle woorden een Nederlandse oorsprong wist te 'ontdekken' (justitie komt van juist-is-ie - dat werk).

Meckering maakt een overdonderende entree in de roman. Hij deed me in de verte denken aan Diederik Dembeck uit Bert Natters Begeerte heeft ons aangeraakt, ook al zo'n markante Groninger. Meckering dooft na verloop van tijd echter een beetje uit, zoals de plot als geheel maar mondjesmaat vordert. Isebrand krijgt een baantje als beheerder in een ondergronds openbaar toilet. Zijn baas is Ebel Formsma, een regionalist die ijvert voor Groningse autonomie. Dit politieke aspect van de roman is bijzonder boeiend, zoals er ook een aanklacht tegen de invoering van de euro en de aanbestedingspolitiek van Brussel in verpakt zit.

De verteller-protagonist van Vis was een tobber die niet veel van zijn leven maakte, maar in de kombuis wel Werumeus Buning las. Ook Isebrand heeft veel meer in zijn mars dan zijn armetierige bestaan doet vermoeden. Hij schrijft een artikel over de shockpunker GG Allin, een inzichtelijk en uitstekend geschreven artikel. Zijn moeder, kunsthistorica, maakt er echter gehakt van, en Isebrand is weer terug bij af.

'Er was veel gebeurd en tegelijk vrijwel niets', bedenkt Isebrand aan het eind van het boek. Nee, Het boek Ont is niet echt een plot driven roman te noemen. Maar wat maakt het uit? De lezer mag zich driehonderdvijftig bladzijden lang laven aan de spetterende stijl van Anton Valens.

*****

Geen opmerkingen: