maandag 24 september 2012

Wanneer wordt het weer oorlog?

Met de Slag om Haren nog vers in het geheugen en de langverwachte release van World of Warcraft: Mists of Pandaria voor de deur lijkt me het juiste moment aangebroken voor een stukje over het vaderlandse leger.

Demissionair minister van defensie Hans Hillen luidde vorige maand de noodklok over de staatsveiligheid van Nederland. De ingrijpende verkleining van de krijgsmacht die momenteel doorgevoerd wordt zou zo buitenproportioneel zijn dat ons land in de toekomst wellicht niet meer in staat zal zijn zich fatsoenlijk te verdedigen tegen een aanval. 'Als ons land morgen bezet wordt hebben we niets aan rollators', aldus Hillen.

Defensie moet komend jaar 791 miljoen euro gaan bezuinigen, zo werd tijdens Prinsjesdag bekend gemaakt. Dat bedrag zal bovendien nog oplopen tot een miljard. Investeringen worden gestaakt, duizenden mensen verliezen hun baan. Het is een bekend patroon: in tijden van bezuinigingen is defensie een makkelijke schietschijf. Vooral de linkse partijen richtten de blik als van nature op defensie wanneer er gesneden moet worden in de rijksuitgaven.

Hillens noodkreet sorteerde geen effect. Sterker nog: hoongelach viel hem ten deel. Dat de excellentie in zijn manmoedige poging het belang van defensie te benadrukken zijn pijlen uitgerekend op een gevoelig onderwerp als de ouderenzorg richtte maakte het dan ook makkelijk terugschieten voor zijn tegenstanders. Die Hillen pompt liever miljoenen in een prestigeproject als de JSF dan dat hij onze ouderen een fatsoenlijke oude dag gunt! Toch heeft Hillen weldegelijk een punt.

Toen de Duitsers in 1940 Nederland binnenvielen stuitten zij op teleurstellend weinig verweer. Dat lag niet zozeer aan een gebrek aan dapperheid of strijdvaardigheid van de Nederlandse troepen, zoals de beeldvorming wil, maar vooral aan de treurige staat van het materieel. In de jaren dertig was er onder invloed van de economische crisis en een invloedrijke pacifistische stroming - de gebroken geweertjes - fors bezuinigd op defensie, met als gevolg te weinig goed getrainde manschappen en verouderde wapens die niet opgewassen waren tegen het geavanceerde Duitse wapentuig.

Nu we opnieuw in een diepe en langdurige economische crisis zitten is defensie weer het kind van de rekening. En dat terwijl de krijgsmacht sinds 1945 al stelselmatig verkleind is. Veel meer dan het pragmatische motief van de tering naar de nering zetten gaat achter deze ontmanteling van defensie volgens mij een onuitgesproken idealistische visie schuil. Het is het ideaal van 'nooit meer oorlog' dat sinds 1945 de West-Europese politiek heeft beheerst, en niet zonder succes natuurlijk.

De combinatie van een loodzware herinnering aan de oorlog en een voortdurende welvaartsstijging hebben enkele generaties lang de noodzaak van een sterke krijgsmacht verminderd, nog eens versterkt sinds de dooi van 1990. Er is geen 'Duitsland' meer om rekening mee te houden, zo is het impliciete uitgangspunt. Het is echter een grove misvatting te denken dat dit altijd zo blijft. Ik heb het idee dat men er tegenwoordig, na ruim vijfenzestig jaar vrede, al te gemakkelijk vanuit gaat dat we die toestand verduurzaamd hebben, dat een krijgsmacht een last is geworden in plaats van een noodzaak, een relict uit het verleden. Zoals op PowNed, zij het schertsend, een reaguurder opmerkte: 'Oorlog is zóóó 1940-1945.'

Die oorlog komt steeds verder weg te liggen, nieuwe generaties zullen '40-'45 meer en meer als een mythische gebeurtenis uit een ver verleden gaan zien, waardoor die zijn functie als categorische imperatief verliest. Daarnaast staat de opgebouwde welvaart onder druk, door interne (ineenstorting neoliberale systeem; mislukkende Europese eenwording) en externe (opkomst China; uitputting grondstoffen) factoren. En ook het Midden-Oosten blijft natuurlijk voortdurend een bron van zorg, in het bijzonder de positie van Israël tot bijvoorbeeld het grillige Iran.

Onze beschaving is slechts een dun laagje vernis, zo luidt het vreselijke cliché. Maar clichés zijn alleen maar clichés omdat het de hardnekkigste waarheden zijn die er bestaan. Oorlogsdrift, geweldszucht, machtswellust, het zijn en blijven diep-menselijke eigenschappen, stevig in de genen verankerd na miljarden jaren het recht van de sterkste. Economische ellende, politieke onvrede, een gemeenschappelijke vijand, een agitator, de ingrediënten hoeven alleen maar in de juiste verhoudingen te worden gebracht, door wie of wat dan ook, en het mengsel ontploft. Lees het er maar op na in Oorlogshond (2011) van Robert Anker. Niet voor niets heeft die roman als motto een uit 1939 daterend citaat van Ernst Jünger waarin geweld 'de eeuwige slinger die de wijzers voortdrijft' wordt genoemd.

Of, omfloerster, in In de ban van de tegenstander (2009) van Hans Keilson: 'Er zullen altijd weer nieuwe haters opstaan en de arena binnenkomen, en van onze mooie wereld zal elke dag weer een stukje afbrokkelen zoals dat gaat bij een oude ruïne van vroeger. Door weer en wind zal er elke dag weer een stukje afbrokkelen, tot alles in puin valt en alleen wat stomme stenen de plek aangeven waar eens in goede tijden een mooie burcht stond.' In 1959 werd het toenmalige Ministerie van Oorlog al hernoemd tot Ministerie van Defensie. Laat ons het niet zover laten komen dat we alleen nog een Ministerie van Puinruimen overhouden.

De jeugd heeft wel de toekomst maar hoogstwaarschijnlijk geen boodschap aan de eerbiedwaardige Hans Keilson. Misschien dat ze het eerder willen aannemen van de opperpandabeer uit World of Warcraft: Mists of Pandaria: 'To ask why we fight, is to ask why leaves fall. It is in their nature.'

Geen opmerkingen: