maandag 2 april 2012

Gerry van der List - Altijd november

Gerry van der List - Altijd november, Prometheus (2011), 204 blz.

Altijd november, het romandebuut van Elsevier-journalist Gerry van der List, is opgedragen aan 'Henk en Ingrid'. Peter van Rijswijk, hoofdpersoon van de roman, is dan ook een 'boze blanke man' die stevig tekeergaat tegen de verloedering van de maatschappij. In de literaire kritiek werd zelfs gesproken van een rechts-geëngageerde roman.

Van Rijswijk is een no-nonsense Rotterdammer die niet gehinderd door politiek correcte denkbeelden de toestanden in Nederland en de wereld van trefzeker commentaar voorziet. Spil van zijn cynische levenshouding is het 'vroeger was het beter'-gevoel, nostalgie naar een onschuldiger tijd toen 'je je zelfs in de grote stad verbonden kon voelen met je buurtgenoten', een knagend gevoel van gemis en vergankelijkheid. Van Rijswijks moeder verwoordt de verandering: 'Ze hebben veel te veel van die islamieten binnengelaten.'

Zelf is Van Rijswijk nog net niet zo uitgesproken en voelt hij zich wat ongemakkelijk bij de boude formulering van zijn moeder, maar zij is als bewoonster van Rotterdam-Zuid wel ervaringsdeskundige bij uitstek en heeft in die zin het meest recht van spreken. Van Rijswijk moet toegeven dat er niets tegen de tirade van zijn moeder is in te brengen. Hij leeft nu ongevraagd 'in het multiculturele Nederland waar hij zich nooit thuis zal kunnen voelen'.

In de 'Verantwoording' bekent Van der List dat hij 'min of meer uit gemakzucht' passages uit eerder door hem gepubliceerde journalistieke stukken heeft gebruikt die hij 'redelijk geslaagd' vond. Altijd november staat inderdaad bol van de scherp geformuleerde, vaak geestige observaties, opinies en typeringen van mensen en fenomenen. Via Van Rijswijk debiteert de auteur aan de lopende band tegendraadse meningen over duizend-en-een onderwerpen. Een willekeurige greep: Amsterdamse taxichauffeurs, Frasier, Ronald Reagan, literaire thrillers, The Bridges of Madison County, vinexwijken (positief!), Neil Diamond, de hoffelijkheid van Amerikanen, tuinkabouters, Sparta, stewardessen vroeger en nu, het maatschappelijke nut van prostituees, de doodstraf, de conducteurs van de Nederlandse Spoorwegen, de sociologie, het stationsplein van Leiden. En dus de multiculturele samenleving.

Problematisch is in dat licht dat reeds bij aanvang van de roman Van Rijswijks vriendin Ellen hem in de steek heeft gelaten voor een Marokkaan. We kunnen dus niet beoordelen of zijn afkeer van moslims niet in laatste instantie steeds weer is terug te voeren op rancune van particuliere aard, hoe weldoordacht en 'objectief' zijn denkbeelden ook zijn. Hoe dan ook, Altijd november is zeker geen gemelijke roman vol ondubbelzinnig xenofobe uitlatingen, daar heeft Van Rijswijk te veel zelfspot voor. Zijn vooroordelen dienen eerder om gesprekspartners (en de lezer) te provoceren of op de kast te jagen en zijn kwetsbaarheid en eenzaamheid te maskeren.

Dat maakt het des te vreemder dat de Koninklijke Bibliotheek - die toch pretendeert alle Nederlandse publicaties in haar catalogus op te nemen - Altijd november niet in de collectie heeft. Werken we nog steeds met een Index van verboden boeken? Zit er daar een medewerker met iets minder relativeringsvermogen dan Van Rijswijk / Van der List?

In zijn beschrijving van niet bij naam genoemde personen is Van der List vaak dodelijk. De psychopaat Andreas Kinneging komt erin voor als 'de hooghartige Tocqueville-supporter op de juridische faculteit die onvermoeibaar voor ouderwetse deugden als huwelijkstrouw had gepleit, maar de moeder van zijn kinderen meteen had gedumpt toen een sexy Pakistaanse schrijfster iets met hem wilde beginnen'. In 'een dikke kerel met lang vies vettig haar die doorging voor het plaatselijke literaire genie' van Leiden herkennen we moeiteloos Ilja Leonard Pfeijffer. En de Sparta-trainer, 'een rare Limburger met wild draaiende ogen', is helemaal Wiljan Vloet.

Ook in typeringen van categorieën mensen is Altijd november niet zelden meesterlijk trefzeker. Een intellectueel is iemand die in de bioscoop blijft zitten tot na de aftiteling. Personen die menen dat andere culturen een 'verrijking' voor de Nederlandse cultuur zijn zijn nooit in staat duidelijk te maken waaruit die verrijking dan bestaat. De jeugd van tegenwoordig weigert 'zich af te vragen of het misschien niet onbeleefd was om voortdurend met een mobiele telefoon of BlackBerry in de weer te zijn als iemand een verhaal zat te vertellen.'

Van der List heeft zijn roman echter zo vol gestopt met 'opinie' dat die meer essayistische invalshoek het romaneske, verhalende aspect van het boek helemaal overwoekert. Van Rijswijk is het vehikel voor maatschappijkritiek maar komt zelf nauwelijks tot leven, maakt geen ontwikkeling door, toch een voorwaarde om een geloofwaardige geëngageerde roman te krijgen die meer is dan een met een laagje fictie overgoten opiniestuk.

Curieus is dat Van der List dit zelf ook beseft lijkt te hebben. Regelmatig is sprake van een roman die Van Rijswijk al zijn hele leven wil schrijven. Een vriendin zegt ergens tegen hem: 'Je moet niet al je ideeën en vooroordelen die je tijdens je leven hebt opgespaard, tegelijkertijd in een eerste roman proberen te stoppen.' Een van de vele voorbeelden van zelfspot in de roman of toch een krampachtige poging de kritiek voor te zijn?

*****

Geen opmerkingen: