dinsdag 20 maart 2012

Lezen, lezen, lezen #27

Gerrit de Veer - Om de Noord. De tochten van Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck en de overwintering op Nova Zembla, zoals opgetekend door Gerrit de Veer (1996), 200 blz.
Zijn film Nova Zembla baseerde Reinout Oerlemans op het verslag van Gerrit de Veer uit 1598. Dat gegeven maakte me enigszins nieuwsgierig naar dat verslag. Arnie kreeg als belangrijkste kritiek dat hij de interactie tussen de overwinteraars nauwelijks had uitgewerkt, maar juist die onpersoonlijke toon frappeert het meest bij De Veer. Pas helemaal aan het eind worden de namen van de expeditieleden genoemd - en dan ook nog alleen van de overlevenden. Zelfs het stervensproces van een van de mannen wordt kil en klinisch geregistreerd: hij wordt als 'de zieke man' aangeduid, en als hij eindelijk overleden en begraven is staat er doodleuk: 'Daarna was het tijd voor het ontbijt'. Die emotieloosheid is ook sterk aanwezig in de beschrijvingen van de omgang met dieren, in het bijzonder ijsberen. Dat de dieren gedood werden is begrijpelijk, maar de wreedheden die daarbij begaan werden zijn soms gruwelijk: 'We sloegen zijn tanden uit zijn bek, nog voordat hij de geest had gegeven.' Levende vogels worden 'met stenen eraan van de rotsen' gegooid. De dagen in het behouden huis worden met steeds kortere notities afgedaan. Het was eenvoudig te koud om meer dan zakelijk te noteren. Pas na het vertrek in de open boten sluipt er weer wat meer emotie in de aantekeningen, bijvoorbeeld over het moordende ijs: 'Het leek wel alsof we dat ijs nooit kwijtraakten, alsof het ons steeds bleef achtervolgen.' En als het eten op dreigt te raken, geeft dat De Veer plotseling een mooie diepzinnige formulering in: 'Als wanhoop had geholpen, dan waren we er een stuk beter aan toe geweest.'

Paul C. Vos - Hooligans. 16 openhartige verhalen (2006), 158 blz.
Toen Paul van Gageldonk het prachtboek Hand in hand. Op stap met de hooligans van Feyenoord had gepubliceerd was hij plots zijn leven niet meer zeker. Niet alleen werd hij door hooligans van andere clubs als Feyenoorder gezien, de Feyenoord-hooligans zelf waren ook allesbehalve ingenomen met de manier waarop zij in het boek geportretteerd werden. Paul C. Vos heeft de wijze les getrokken de hooligans in zijn boek 'direct en zonder opsmuk' aan het woord te laten. Het verwijt verkeerd te citeren wordt hiermee ondervangen. Vos heeft zelf wel een uitstekende inleiding vervaardigd waarin hij een korte geschiedenis van het hooliganisme schetst, van de geboorte bij Feyenoord-Tottenham in 1974 via de hoogtijdagen eind jaren tachtig-begin jaren negentig en het dieptepunt van Beverwijk tot de langzame dood die het fenomeen inmiddels is gestorven. Voor de hooligans die in dit boek aan het woord komen is het dan ook grotendeels een nostalgieverhaal, de memoires van een relschopper. Allen lepelen vol vuur hun daden op, weinigen leggen verantwoording af. Vos citeert hooligans van negen verschillende clubs, de Grote Zes van het hooliganisme Ajax, Feyenoord, Den Haag, Utrecht, Twente en NEC, aangevuld met Groningen, NAC en PSV. De hooligans van Ajax en Feyenoord leren we kennen als schorem dat ook aan inbraak en chantage doet, eerder onvervalste criminelen dus dan hooligans. Voor de anderen staat clubliefde en -trouw weliswaar voorop, maar het vechten is daarbij feitelijk hun grootste expressiemiddel. Het geweld is de kick die ze nodig hebben, de onvoorwaardelijke kameraadschap bepaalt hun hele leven. Het gaat ze absoluut niet om het vernielen op zich, om de maatschappelijke onrust of zelfs maar de haat jegens de opponent; een perfect geregisseerde en 'eerlijk' uitgevochten confrontatie verhoogt zelfs het wederzijdse respect. De meesten hebben overigens een keurige baan - maar dat is geen nieuws. De verhalen zijn zonder uitzondering fascinerend en leerzaam voor de aanpak van hooligans, al is dat nu dus nauwelijks meer relevant. Paul C. Vos zat 'jarenlang wekelijks op de tribune' staat op het achterplat. Bij welke club staat er wijselijk niet bij. Want hoe marginaal het fenomeen vandaag de dag ook is, de lessen van Van Gageldonk blijven onverminderd van kracht.

Martin Krieger - Kaffee. Geschichte eines Genussmittels (2011), 308 blz.
Behalve een veellezer ben ik ook een overtuigd koffiedrinker. Een boek over de geschiedenis van de zwarte ambrozijn stond dan ook hoog op het wensenlijstje. Groot was mijn vreugde toen eind vorig jaar deze Duitstalige geschiedenis van de koffie verscheen. Krieger, een vriendelijk ogende professor uit Kiel, citeert bovendien al op de derde bladzijde Multatuli, dus een al te germanocentrisch perspectief is bij voorbaat uitgesloten. Alleen het laatste hoofdstukje heeft uitsluitend betrekking op Duitsland als koffieland. Daarvoor worden achtereenvolgens behandeld 'worum es sich beim Kaffee eigentlich handelt', de koffieculturen van Kaffa (Ethiopië), Mokka (Jemen) en de Oriënt in de 15e, 16e en 17e eeuw, de oversteek naar Europa, de koffiehuizencultuur die zich daar ontwikkelde, de rol van koffie tijdens de koloniale tijd en als wereldhandelsgoed en de vier grote 'koffierevoluties' van de 20ste eeuw. Krieger schrijft in een prettige stijl, grondig zonder dor te worden. Het boek zit boordevol boeiende weetjes. De Nederlandse koopman Pieter van den Broeke importeerde kort na 1600 al kleine hoeveelheden koffie; het eerste Europese koffiehuis werd in 1647 in Venetië geopend; het was nota bene een Griek (Demetrius Christoffel) die in Amsterdam in de jaren 1660 het populairste koffiehuis runde; omstreeks 1700 wist de botanische tuin van Amsterdam al succesvol enkele koffiestruiken te laten bloeien; cantate BWV 211 van Bach staat bekend als de 'Kaffeekantate' ('Ei! wie schmeckt der Kaffee süße'); Goethe 'war ein großer Kaffeefreund'; in 1822 kwam de helft van de wereldwijd geconsumeerde koffie uit Nederlands-Indië; de vier grote koffierevoluties in de 20ste eeuw waren cafeïnevrije koffie, oploskoffie (nescafé), espresso en espressobars en tot slot de expansie van koffieketens (Starbucks). Een belangrijke wetenswaardigheid is ook dat 'regelmäßige, maßvolle Kaffeetrinker kaum gesundheitliche Folgen zu fürchten haben' en dat de meest actuele medische onderzoeken uitwijzen dat koffiedrinken met mate 'weder zu einem verstärkten Risiko des Herzinfarktes noch zu einem erhöhten Krebsrisiko führt'. Kaffee. Geschichte eines Genussmittels is dus niet alleen een leerzaam en onderhoudend boek maar ergens ook een beetje een apologie van de koffiedrinker.

Geen opmerkingen: