Stephan Enter - Grip. Van Oorschot, 2011, 190 blz.
Grip, het vierde boek van Stephan Enter, lijkt nu al een grote kanshebber voor de Ako of Libris 2012. De laaiend enthousiaste recensies spreken wat dat betreft boekdelen. NRC Handelsblad sprak zelfs van een instant-klassieker.
In Grip zijn Paul en Vincent per trein op weg naar Martin en Lotte in Swansea, Wales voor een reünie. De vier kennen elkaar uit 'alpinistenkringen'. Twintig jaar geleden is er iets ingrijpends voorgevallen tijdens een beklimming in Noorwegen, een bijna-dodelijke val van Lotte, waarvan gesuggereerd wordt dat het méér was dan een ongeluk.
Meanderende herinneringen aan hun gezamenlijke studententijd en wijdlopige overpeinzingen over hoe het leven zich sindsdien heeft ontvouwd sturen de gedachten - en deels ook de gedragingen - van de personages. Het perspectief verspringt steeds tussen de drie mannen - alleen Lotte blijft buiten beeld, al is zij wel de spil in de verhoudingen tussen de drie.
Alle drie hebben ze een andere kijk op het verleden, op elkaar en op de wereld. Hun herinneringen komen - logischerwijs - niet overeen; de verteller speelt wel een sturende rol met zijn beschrijvingen, maar de compositie is dusdanig dat de lezer toch grotendeels in het ongewisse blijft en zich moet beroepen op de onbetrouwbare perceptie van de personages. Zo heeft niemand grip op het verleden.
Het motief van de Noorse expeditie wijst op W.F. Hermans' Nooit meer slapen als intertekst. Eenmaal wordt er letterlijk aan deze roman gerefereerd wanneer de moordende aanwezigheid van muggen wordt gebagatelliseerd, maar de impliciete verwijzingen zijn talrijk; vooral in de filosofische gesprekken tussen de vier zijn parallellen aan te wijzen.
Martin ziet onsterfelijkheid vooral als een eeuwig vergeten: 'vergat je op den duur niet alles als je duizenden jaren leefde? Je kon wel een dagboek bijhouden waarin je - "Dat dagboek wordt ook weer zo dik dat je het nooit meer allemaal kunt lezen," sprong Vincent bij.' (148) Een passage die sterk doet denken aan een gesprek uit Nooit meer slapen tussen Alfred en Arne: 'Het is een gek idee dat er van al die miljarden dingen die er op aarde gebeurd zijn en gebeuren, op den duur geen spoort overblijft.' En als er ergens een administratie van zou bestaan - die dan het hele heelal zou moeten omvatten -, dan zou die 'een heelal op zichzelf worden, een duplicaat van ons heelal'. Maar ook 'de geschiedenis van de administratie zou weer moeten worden geadministreerd: een derde heelal. [...] niets zou ermee gewonnen worden, geen enkel raadsel opgelost.'
Ook Mulisch is nooit ver weg. Het achteloze omdraaien van een cliché, waardoor opeens een nieuw gezichtspunt doorbreekt, heeft Enter gemeen met Mulisch. Een voorbeeld is de vermeende nietigheid die de mens ervaart bij het aanschouwen van het heelal. In De ontdekking van de hemel poneert Max Delius dat het eerder verbazingwekkend is dat de zogenaamd nietige mens het hele heelal onder zijn minieme schedeldak kan bevatten en erover kan reflecteren: ‘Dat maakt hem in zekere zin zelfs groter dan het heelal.’ In Grip bedenkt Martin: 'Hij staarde naar de zon en voelde zich oneindig nietig en breekbaar, een gevoel dat opeens werd tegengesproken door de gedachte dat hij het was die naar de zon keek, dat de zon zich niet eens van zijn eigen bestaan bewust was - en dus was hij in een bepaald opzicht superieur aan diezelfde oppermachtige zon.' (109)
Enter is vooral geprezen om zijn 'trefzekere' stijl. Er zijn inderdaad tig voorbeelden te geven van mooie vergelijkingen, verrassende beschrijvingen en rake inzichten. Vincent 'trok een kleine koffer op wieltjes als een weerspannig hondje achter zich aan', een nare periode waaruit je bent ontkomen blijft in de herinnering achter 'als een ziekte waarbij je je, eenmaal genezen, nauwelijks meer kon voorstellen hoe miserabel je je even daarvoor had gevoeld', zoals je je ook kort na je eigen studententijd al doodergert aan studenten. Herinneringen volgen hun eigen logica, 'zoals je naar kerst en oudjaar kon uitzien zonder je af te vragen of het afgelopen jaar wel zo leuk was geweest.' En een schrijnend besef kwelt Vincent: 'Mijn hele leven, dacht hij, heb ik alleen leeftijdgenoten ontmoet die aardiger waren dan ikzelf.'
De complexiteit van de menselijke verhoudingen is feitelijk het hoofdmotief van Grip. Typerend is het veelvuldige gebruik van het woord 'ironie', dat door de overdaad een enigszins storend element is, maar dat desalniettemin bij uitstek functioneel is om de lading van de dialogen weer te geven: men weet van elkaar nooit helemaal zeker of iets gemeend is of dat er een verborgen betekenis of verborgen verwijzing naar een eerder gesprek onder de oppervlakte zit.
Grip is typisch zo'n boek dat bij een eerste lezing, wanneer je als lezer gefocust bent op de ontwikkeling van de plot, nog niet de helft van zijn rijkdom heeft prijsgegeven. Ik wil het dan ook zeker nog eens herlezen, uiterst traag, puur voor de beelden en de zinnen. Misschien als de shortlists bekend zijn gemaakt.
*****
Geen opmerkingen:
Een reactie posten