maandag 16 november 2009

Woensdag 11 november, 10.05 uur.

Er staan agenten aan het eind van de straat. Ze staan duidelijk op wacht, zijn niet met iets of iemand bezig. Ze staan met hun rug naar mij toe. Ik stap op een losse stoeptegel. Het geluid klinkt op tegen de gevels van de huizen, de agenten kijken om. Ik ben slechts op weg naar het centraal station om een kaartje voor morgen te kopen, verklaar ik in gedachte.

Als ik de hoek om ga, zie ik dat er mensen op straat staan. Ze dragen gilde-achtige kleding en sommigen hebben vaandels in de hand. Even verderop staan hekken langs de weg. Wat nu weer, denk ik. Ik loop stug door richting station, maar al gauw belemmeren meer hekken de doorgang. Ik steek over en probeer het aan de overzijde maar ook daar is alles afgezet. Enkele mensen staan voor het hek.

Mijn oog valt op een geïmproviseerde tribune aan de overkant, enkele meters van waar ik zojuist overstak. De stellage ziet er wankel uit, het zeildoek is diepgroen. Op klapstoeltjes zitten legerofficieren, een bont gezelschap. Geen uniform is gelijk, men schudt driftig handen. Er zitten ook twee donkere Afrikanen, dik, hooghartig, het uniform strak om de grote borstkas gespannen. Voor mij strekt zich een plein uit. Daarop staan soldaten met muziekinstrumenten. Op een teken van een oude man beginnen ze te spelen. Slepende, treurige muziek.

In het verlengde van de militaire tribune staat nog een tweede tijdelijke tent. Op de grond ligt een rood tapijt, de klapstoelen zijn vervangen door tuinstoelen. Grote, geblindeerde auto's rijden af en aan. Mannen in pak en vrouwen in rok stappen uit. Plotseling herken ik de premier. Hij zit wat weggedoken in zijn stoel, de pluk haar wordt gemarteld door de felle wind. Ik herken meer personen, ze praten formeel, stijf, niet uit vrije wil. Uit een verlate auto stapt een enorme man met een driekleurig lint om zijn regenjas. Zijn dieprode gezicht verraadt hoge bloeddruk.

Het aantal mensen dat zich opstelt langs de hekken neemt mondjesmaat toe. Achter mij staat een oude man met baret. Hij begroet een leeftijdsgenoot. Ik versta weinig van hun gesprek maar begrijp dat ze aan de ander vragen in welke eenheid, welk bataljon hij gediend heeft. Een stem klinkt op uit onzichtbare luidsprekers. Hij heet de aanwezigen welkom bij deze plechtigheid en kondigt het volkslied aan.

De premier en zijn gevolg komen in beweging. Ze lopen over de tramrails en passeren mij. Ik herken nu ook de look-a-like van Maarten Ducrot. Wat was zijn naam ook alweer? Ik kom er niet op. Tien meter ter linkerzijde van waar ik sta, stellen de mannen en vrouwen zich op. Vanuit de verte komt een auto aangereden, begeleid door politiemotoren. De auto stopt voor de premier en zijn ministers, een oude man in uniform stapt moeizaam uit. Hij richt zich op en zwaait aarzelend naar de mensen. Het is de koning.

De vorst geeft de leden van het kabinet een hand en maakt kort een praatje met ze. Daarna loopt hij verder en zwaait naar een kind. De weinige mensen kijken zwijgend toe. Na een paar stappen wordt de koning opgewacht door een klein mannetje in een lelijk, bont uniform. Hij is blijkbaar de hoogste officier hier. Ik besluit hem daarom - Stratego indachtig - de 'maarschalk' te noemen. De maarschalk heet de koning welkom en vraagt hem te volgen. Ze lopen uit mijn gezichtsveld.

De stem kondigt een parade aan. De volgende vijf minuten passeren groepjes strijders, oud-strijders en toekomstige strijders. Een hoogbejaard mannetje met stok kan het tempo niet bijbenen en wordt ingehaald door een volgend groepje. De gezichten zijn strak, de machinegeweren indrukwekkend. De militaire tribune salueert eensgezind. De maarschalk voert ook een groepje aan. Hij schreeuwt orders en komt daarbij moeiteloos boven de muziek uit. Als laatste komen kleuters voorbij. Ze zijn in korte broek en vergaan zichtbaar van de kou.

Na de parade begint de kranslegging. Wel twintig kransen worden bij het monument gelegd. Ik zie steeds twee andere mensen met een krans de straat oversteken, het monument is net niet zichtbaar. Dan klinken saluutschoten. De tijd tussen twee schoten is steeds langer. Er komt geen einde aan, lijkt het wel. De gure wind trekt aan. Dan is het plotseling afgelopen. De hoogwaardigheidsbekleders stappen in ijl tempo achterin de auto's die vervolgens met piepende banden wegrijden. In vijf minuten is alles opgeruimd en worden de hekken weggehaald.

Ik vervolg mijn weg naar het station.

Geen opmerkingen: