vrijdag 26 juni 2009

De Leeslijst #27

Elvis Peeters - Wij De ontelbaren van Elvis Peeters vond ik een ijzersterk debuut. In dat boek liet de auteur zien wat de consequenties zijn van een tot het uiterste doorgevoerde welvaartsnivellering: massale immigratie van Afrikanen en vervolgens chaos, paranoia, roof en moord. De ontelbaren was een gedachte-experiment, uitgevoerd in fictie, maar niettemin met tentakels in de werkelijkheid, onderzoekend en waarschuwend. In Wij wordt een soortgelijk experiment uitgevoerd. Nu is de vraag wat de consequenties kunnen zijn van een jeugdige vrijheid die tot verveling en gevoelens van onaantastbaarheid en onsterfelijkheid leidt. De personages in Wij zijn een groepje jongeren dat zich overgeeft aan morbide, vaak seksuele, praktijken. Je zou denken dat Sade wat dat betreft alles wel had beschreven, maar Peeters vult moeiteloos aan. 'Waarschuwing: Expliciete roman' meldt een sticker op het omslag dan ook, naar analogie met de 'explicit lyrics'-sticker op cd's. Aanvankelijk uit verveling opererend, ontdekken de jongeren gaandeweg de macht van hun lichaam en hun positie als zorgeloze kinderen van het digitale tijdperk. De meiden prostitueren zich, de jongens verdienen geld als loverboys en runnen bedrijfjes op basis van wat ze in computerspelletjes geleerd hebben. Een van de meiden overleeft de seksuele spellen niet, maar er is geen wroeging of angst: elke emotie is onschadelijk gemaakt. Te veel vrijheid leidt tot moreel verval, een aftocht van het noodzakelijke laagje schroom en schaamte dat onmisbaar is in een leefbare samenleving. Peeters vertrekt in zijn twee tot op heden verschenen romans steeds vanuit een cliché, vooroordeel of doemgedachte: immigratiedreiging resp. ontsporing van de jeugd. Beide keren werkt hij het thema uit tot een verontrustend boek. Niet bijvoorbeeld een horrorfilm, maar een roman als deze is wat ik echt 'eng' zou willen noemen, the true horror, want zo'n werkelijkheid ligt altijd op de loer, ook op klaarlichte dag. De gruwelijke slotzinnen: 'Wij hebben geen keuze, wij willen meetellen, wij willen niet wachten, wij leven nu, edelachtbare. Dat zouden we zeggen als het ooit zover kwam. [...] De namiddag verzakte in de avond, de warmte bleef stoffig, broeierig, maar we hadden geen zin om te vrijen. We kregen honger. We keerden een voor een terug naar huis. Waar het ons aan niets ontbrak. De wereld ligt aan onze voeten. [****]

Johann Wolfgang Goethe - Faust De grote Goethe schijnt zijn versie van de Faustlegende sterk autobiografisch gekleurd te hebben. Waar of niet, deze klassieker blijft tot de verbeelding spreken. Daarbij is er wel een groot kwaliteitsverschil tussen Faust I en Faust II. Het eerste deel is vele malen wervelender, spannender en indrukwekkender. Deel twee is een tragedie in vijf bedrijven en trager en langdradiger dan deel een. Van dat eerste deel maakten vooral de 'proloog in de hemel', het openingsgedeelte in Fausts hoge studeerkamer en de carnavaleske Walpurgisnacht veel indruk. Het Nederlands is van Ard Posthuma. Eerder wees ik op een bizarre vertaling van een passage. Zulke 'moderne insluipingen' zitten er meer in. In zijn annotaties verdedigt Posthuma ze met vuur. Een moderne vertaling kan soms wonderbaarlijk goed werken (Ambo's Oorlog en Vrede), maar hier zijn de stijlbreuken te groot. Niettemin heeft de vertaler een prestatie van formaat neergezet. Ik citeer hier uit twee beroemde monologen van Faust: 'Nu heb ik, ach, filosofie/ rechten en medicijnen en, o spijt,/ daarnaast ook nog theologie/ lang gestudeerd met noeste vlijt./ Hier sta ik nou, ik arme dwaas!/ niets wijzer dan ik was, helaas./ Ik ben magister, doctor bovendien,/ en houd nu al zo'n jaar of tien/ bij hoog en laag, van vroeg tot laat/ al mijn studenten aan de praat-/ beseffend niets te kunnen weten!' ; 'Hoe ik me ook kleed, ik zal de pijn/ van 't aardse leven voelen wringen./ Ik ben te oud voor speelse dingen,/ te jong om zonder wens te zijn./ Wat heeft de wereld mij te geven?/ Ontbeer! Ontberen is het leven!/ Dat is het liedje van de spijt,/ dat wordt gespeeld van vroeg tot laat,/ de schorre dreun waarmee de tijd/ ons levenslang om de oren slaat.' [****]

Frederik van Eeden - De kleine Johannes De generatie die tegenwoordig Beweging van Tachtig wordt genoemd en zich eind negentiende eeuw verzette tegen de dorre domineespoëzie, deed dit in het tijdschrift De Nieuwe Gids. Het blad opende met een aflevering van een merkwaardig verhaal van Frederik van Eeden. De kleine Johannes leek op een sprookje voor kinderen. Het kon echter ook gelezen worden als een symbolisch verhaal over opgroeien, de macht van de natuur, de positie en status van de mens en de rol van God en geloof in de wereld. De kleine Johannes is daarmee ook sterk mens- en maatschappijkritisch. Het verhaal is nog steeds goed te lezen, maar wel behoorlijk verouderd. Het verdwijnen van de naamvallen in de Nederlandse taal heeft één passage onherstelbaar beschadigd. Deze zal door hedendaagse jonge lezers niet meer begrepen worden. Johannes wordt ingewijd in de kennis der natuur door de elfachtige Windekind: '"Men zegt wel dat de zon vrouwelijk is. Dat is niet waar. Het is mijn vader." Johannes nam zich voor, morgen op school van den zon te spreken. [...] toen zijn buurman uit een themaboek de volgende zin oplas: "De ouderdom van mijn moedwillige tante is groot, maar niet zo groot als die van de zon" - riep Johannes haastig en luide: "van den zon!" Allen lachten hem uit en de meester, verbaasd, over zulke een aanmatigende domheid, zoals hij het noemde, liet Johannes schoolblijven en honderdmaal overschrijven: "De ouderdom van mijn moedwillige tante is groot, maar niet zo groot als die van de zon, - het grootst echter is mijn aanmatigende domheid."' Ook de straf is trouwens niet meer van deze tijd. [**]

Oscar Wilde - Het portret van Dorian Gray Oscar Wilde is steevast hofleverancier op citatenwebsites, in aforismenbundels, et cetera. Ik begrijp waarom: Het portret van Dorian Gray barst van de wijsheden en pseudo-wijsheden. Soms toveren ze een glimlach of een instemmend knikje tevoorschijn, toch schaadt de overdaad hier behoorlijk. De roman over een jongeman wiens steeds ouder wordende portret zijn innerlijke verdorvenheid weerspiegelt, kent een stroef begin, maar de laatste 100 pagina's heb ik in één ononderbroken sessie gelezen. [****]

Leon de Winter - De (ver)wording van de jongere Dürer Van De Winter is genoegzaam bekend dat hij ergens in zijn loopbaan een omslag heeft gemaakt wat betref zijn stijl. De gelaagde, 'moeilijke' literatuur werd ingeruild voor vlot leesbare, spannende roman. Dit boek is een exponent van de eerste periode en staat inderdaad mijlenver af van werken als Het recht op terugkeer en God's Gym. Verteltechnisch is in het eerste deel een alwetende verteller aan het woord die de wording van de jongere Dürer beschrijft, maar dan plotseling in de tweede helft van het boek zijn aanvullende informatie achterwege laat en de duiding van de verwording van de hoofdpersoon aan de lezer overlaat. [***]

Peter Terrin - Kras Eerste roman van deze talentvolle Vlaamse schrijver. Drie oudjes die in een appartementencomplex wonen worstelen alle zo met de spoken van het verleden en het heden. Ze leven hun beperkte levens en lijken vooral geplaagd te worden door klein leed als een kras op de auto van een van de mannen en het niet winnen van de lotto. Dan ontsporen ze plotseling volledig. Terrin laat veel open, te veel naar mijn smaak: de degeneratie van de oudjes komt wel erg abrupt en dat zorgt uiteindelijk voor een onbevredigende leeservaring. [**]

Geen opmerkingen: