dinsdag 10 februari 2009

Lezen, lezen, lezen #7

Joost Zwagerman - Hollands welvaren. Nederland 2004-2008 (2007), 243 blz.
Over Joost Zwagerman heb ik geen eenduidige mening. Als romancier vind ik hem nauwelijks interessant. Zijn poëzie varieert van zwak (De ziekte van jij) tot uitmuntend (Roeshoofd hemelt). Als bloemlezer heeft hij zich een onmiskenbare cultuurbewaker betoond. Voor de essayist en columnist Zwagerman heb ik grote bewondering. In Hollands welvaren is een selectie uit de columns die Zwagerman schreef in de periode 2004-2007 bijeengebracht (die '2008' in de titel is erg vreemd). Eigenlijk is het diep triest dat in ons land de zure oude mannetjes nog steeds de columnistiek in dagbladen en kranten regeren. Ze reutelen maar door en niemand die zegt: het is mooi geweest, houd u er nu maar eens mee op. Gelukkig is er nog Joost Zwagerman. Hij geeft als enige serieus tegengas aan de Blokkers en de Grijzen, de Abrahamsen en de Van Doorns, en doet dat bovendien in een vlotte, meeslepende stijl en zich bedienend van een rijk vocabulaire. De 'dino's op links', het 'kunstgebittensyndicaat', het zijn rake typeringen van de vergane glorie. Zwagerman wijst terecht op de hypocrisie die hun denken bepaalt: kritiek op het christendom is progressief, kritiek op de islam is benepen. In één moeite door worden Désanne van Brederode en haar waardeloze pamflet Brief aan een gelukszoeker genadeloos met het fileermes aan flarden gereten. Omdat ik het vrijwel altijd met Zwagerman eens ben, daagt zo'n verzameling columns misschien niet uit tot dieper nadenken, tot het bedenken van tegenargumenten. Maar dan: waarom nog de spinsels van Jan Blokker weerspreken als Zwagerman dat in deze bundel al dodelijk effectief doet. Sommige stukken in deze bundel zijn eerder verschenen in overwegend linkse media als De Volkskrant en Vrij Nederland, andere in media met rechtse signatuur zoals Opinio. Dit typeert Zwagerman: hij is niet te verbinden aan links of rechts. Hij neemt echter ook geen veilige middenpositie in. Joost Zwagerman is de grootste vrijdenker in het hedendaagse maatschappelijke debat. Hij trekt even fel van leer tegen de stemmingmakerij van de PVV als tegen de hypocrisie en blindheid van links om de feilen van de multicultuur in te zien. Tegen dat laatste echter iets heftiger, maar dat is dan ook iets harder nodig.

Ton den Boon - Van oude mensen... Van boektitel tot staande uitdrukking (2008), 111 blz.
Taalkundige Ton den Boon verzamelde in dit boekje 80 boektitels die zich hebben losgezongen van hun oorspronkelijke context en het tot uitdrukking of gezegde hebben geschopt. Menno ter Braak, Johan Huizinga en Simon Vestdijk zijn met drie titels vertegenwoordigd, Remco Campert, Louis Couperus en Harry Mulisch zelfs met vier. Maar de absolute hofleverancier is Willem Frederik Hermans met maar liefst acht titels (Nooit meer slapen, Het sadistische universum, Onder professoren, Ik heb altijd gelijk, Moedwil en misverstand, Uit talloos veel miljoenen, Een wonderkind of een total loss, De laatste resten tropisch Nederland). Wie de auteur van dit boekje niet kent zal uit de opbouw ervan toch kunnen afleiden dat hij een taalkundige is en geen letterkundige: de hoofdstukjes zijn gerangschikt op eerste hoofdwoord van de boektitel en niet op auteur of jaar van verschijnen. De inhoud van elk stukje kent steeds dezelfde opbouw: Den Boon vertelt eerst kort iets over de inhoud van het betreffende boek, vervolgens behandelt hij de uitdrukking en zijn varianten. De wording van boektitel tot staande uitdrukking staaft hij dan met citaten uit kranten. Interessant is dat sommige titels een eigen leven zijn gaan leiden. Een roos van vlees verwijst in de gelijknamige roman van Wolkers naar een anus prae, een stoma. Den Boon: 'Als er in een tekst sprake is van "een roos van vlees", betreft dat negen van de tien keer het vrouwelijke geslachtsdeel, de vulva om precies te zin [sic].' Den Boon lijkt zich er soms iets te makkelijk van af gemaakt te hebben. Zo wordt de omschrijving van een auteur vaak herhaald en zijn de citaten uit kranten vaak niet overtuigend of te karig om als 'bewijs' te dienen voor de stelling dat een boektitel inmiddels los van zijn oorspronkelijke functie als uitdrukking bestaat. Opvallend tot slot is dat Den Boon regelmatig opmerkt dan een uitdrukking 'vreemd genoeg nog niet in Van Dale' staat, terwijl hijzelf de hoofdredacteur van Van Dale is...

J.M. Coetzee - Wat is een klassieke roman? (2008), 237 blz.
Wat is een klassieke roman? is een ietwat vreemde titel. Coetzee behandelt deze vraag namelijk niet echt. Het titelessay stelt de - ruimere - vraag wat 'het klassieke' is. Aan de hand van ideeën van T.S. Eliot en Coetzee's persoonlijke ervaring met Bach komt hij tot de volgende conclusie: 'Het klassieke is iets paradoxaals: het klassieke definieert zichzelf door te overleven. Daarom behoort een kritische benadering van het klassieke, hoe vijandig ook, tot de geschiedenis van het klassieke, onvermijdelijk en zelfs gewenst. Want zolang het klassieke tegen aanvallen beschermd moet worden, kan het nooit bewijzen dat het klassiek is.' Hieruit leidt Coetzee ook de functie van de kritiek af: 'Kritiek is datgene wat de plicht heeft om vraagtekens te zetten bij het klassieke.' Dat lijkt sterk op 'Literatuur is nieuws dat nieuws blijft' (Ezra Pound). Interessant aan deze bundel essays is de aandacht voor Nederlandse literatuur. Nobelprijswinnaar Coetzee schrijft lezenswaardige essays over Marcellus Emants' Een nagelaten bekentenis ('Marcellus Emants kan niet los worden gezien van Willem Termeer: de schrijver is betrokken bij het sluwe plan van zijn schepping om het basismetaal van zijn zelf in goud te veranderen'), Harry Mulisch' De ontdekking van de hemel ('Als de actie al wat traag is, dan wordt dat gecompenseerd door de intellectuele avontuurlijkheid van het geheel. Hoewel Mulisch af en toe alleen maar met zijn kennis lijkt te pronken, is het ideeënspel over het algemeen levendig') en Cees Nootebooms romans en reisverhalen ('Of hij het nu leuk vindt of niet, Nooteboom is onderdeel van de toeristenindustrie'). Niet alle stukken zijn even leesbaar en interessant. De essays over de Zuid-Afrikaanse schrijvers Gordimer en Breytenbach veronderstellen parate kennis. Soms komt Coetzee met diepe, doorwrochte interpretatievoorstellen, soms praat hij louter iemand anders na. Het stuk 'Dostojevski, de wonderbaarlijke jaren' bijvoorbeeld is een verzameling citaten en parafrases van passages uit de Dostojevskibiografie van Joseph Frank. Wel weer goed zijn de oeuvreoverzichten van Borges en Oz. Coetzee is steeds op zoek naar sporen van de auteur in diens oeuvre of klassieke werk. Hoewel de uitwerking soms te wensen overlaat, is dat op zich een boeiende invalshoek.

Geen opmerkingen: