dinsdag 16 december 2008

Lezen, lezen, lezen #5

Han van der Horst - Onze premiers 1901-2002. Hun weg naar de top (2007), 454 blz.
In dit uitstekend geschreven maar overvolle boekwerk schetst historicus Han van der Horst de levens van de eenentwintig premiers die Nederland gehad heeft tot Balkenende aan de macht kwam. Van Abraham Kuyper tot Wim Kok. De invalshoek van Van der Horst is verrassend en origineel. Niet de ambtsperiode(s) van de ministers-presidenten zijn onderwerp van bespreking, maar hun levens vóór zij de hoogste baas van Nederland werden, hun 'weg naar de top'. Dit levert eenentwintig bijzonder interessante portretten op van pientere mannen die na een meer of minder turbulente carrière uiteindelijk - vaak bij toeval of door samenloop van omstandigheden - minister-president werden. Van der Horst schrijft betrokken en steekt zijn sympathieën en antipathieën niet onder stoelen of banken. Pieter Cort van der Linden is de beste die we ooit hebben gehad, al komt Piet de Jong dicht in de buurt. Pieter Sjoerds Gerbrandy was zeer competent maar de dragonder Koningin Wilhelmina wist zijn edelmoedigheid niet op waarde te schatten. Willem Drees heeft eigenlijk alleen maar goede dingen gedaan. Weinig subtiel is de typering van Dirk Jan de Geer: "Behalve zijn vrouw en kinderen heeft waarschijnlijk nooit iemand hem echt aardig gevonden." Van der Horst laat zien dat de vreselijke fractiediscipline van vandaag de dag vroeger niet bestond en dat ambitie een slechte eigenschap is voor wie premier wil worden. De meesten wilden het nooit worden maar rolden erin. Hij maakt ook korte metten met enkele hardnekkige mythen: Van Hendrik Colijn wordt tegenwoordig zeer ten onrechte louter kwaadgesproken. Niet Joop den Uyl maar de katholieken Marga Klompé en Gerard Veldkamp zijn verantwoordelijk voor de nu verguisde geldverslindende verzorgingsstaat. Het lidmaatschap van een politieke partij staat juist haaks op een betrokken burgerschap (dit laatste spreekt de oproep die Guusje ter Horst onlangs deed dus tegen). Onze premiers is een rijk, vermakelijk en leerzaam boek dat al die antirevolutionaire, liberale en christelijk-historische premiers die nog maar namen lijken een menselijk gezicht geeft. Ook als daar een - bloemrijke - sneer aan te pas moet komen: "Dan waren er Van Agts archaïsche spraakgebruik en zijn snaaksheden die vooral bij de sociaaldemocratie in zeer dorre aarde vielen."

A.L. Sötemann - Dichters die nog maar namen lijken (2003), 215 blz.
De mooiste passage uit dit boek staat in de korte inleiding van Kees Fens: "In oktober 1989 hield prof. dr. A.L. Sötemann op een kleine conferentie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen een toespraak over de dichter J.C. Bloem. Hij las nogal wat gedichten of fragmenten voor en een enkele keer kon hij daarbij zijn emoties moeilijk beheersen, zijn stem hield de regel niet helemaal op de lijn. Dat was aangrijpend." Deze anekdote laat zien hoe betrokken de in 2002 overleden Guus Sötemann was bij het object van zijn onderzoek en levenslange fascinatie. In Dichters die nog maar namen lijken doet hij een ultieme poging door de tijd ingehaalde dichters aan de vergetelheid te ontrukken. Daar slaagt hij vaak niet in. Maar, dat ligt absoluut niet aan Sötemann zelf. De erudiete auteur heeft bevlogen twaalf heldere essays geschreven. Het werk van de meeste dichters echter blijkt mettertijd zo verouderd en oninteressant geworden dat ook de sympathieke poging van Sötemann hen niet meer kan redden. Albert Verwey en P.C. Boutens? Onleesbaar geworden. Jan van Nijlen en Jan Prins zijn onherstelbaar vergeten en Jan Engelman zal het met 'Vera Janacopoulos' moeten doen. Dieptepunten zijn Richard Minne en Henriëtte Roland Holst. Voor die laatste zijn de door Sötemann geciteerde "gewelddaden" genoeg bewijs: "als ze een rijm nodig heeft op 'bloei', ziet ze er niet tegenop 'groei- / 'd en [...]' te schrijven, op het woord 'zijn' rijmt: 'iets dat schrijn- / d'een oogenblik' - over een strofegrens heen, nota bene." Niettemin heeft Sötemann mij wel weten te overtuigen van de kwaliteiten van de overige dichters. Van de gedichten van Marnix Gijsen en A. Roland Holst is nog een substantieel deel zeer de moeite waard, mineurdichters Victor E. van Vriesland en J.W.F. Werumeus Buning hebben prachtige dwingende verzen geschreven en de speelse poëzie van de "oervitale" Pierre Kemp kan moeiteloos de tand des tijds doorstaan.

Paul Claes - Lyriek van de Lage Landen (2008), 367 blz.
"Dit boek is twee boeken in één: een canon en een commentaar" schrijft Paul Claes in de inleiding. "Als canon is het een exemplarische bloemlezing, als commentaar een kritische lezing van gedichten uit onze traditie." Een canonfunctie vervult het zeker. Claes heeft gekozen voor het summiere aantal van tachtig gedichten en dat betekent dat zijn selectie zeer persoonlijk is en stof tot discussie kan opleveren. Claes heeft evenwel ook voor de veilige weg gekozen. Geen enkele grote naam ontbreekt en van veel dichters is hun vaste canonieke gedicht gekozen: de 'Moerbeitoppen' van Beets, 'De Dapperstraat' van Bloem, 'De waterlelie' van Van Eeden, enz. De enige verrassing is de minor poet Omer Karel de Laey met een gedicht in het West-Vlaams. Het maximale aantal gedichten per auteur in deze bloemlezing is drie. Drie dichters krijgen dat aantal toebedeeld: P.C. Hooft, Joost van den Vondel en Guido Gezelle. De score van twee gedichten is er voor Hadewijch, G.A. Bredero, Herman Gorter, Karel Van de Woestijne, Jacob de Haan en Martinus Nijhoff. De commentaarfunctie van het boek is helaas wat magertjes uitgevallen. Claes licht eerst kort 'leven' en 'werk' van de dichter toe. Van het gedicht bespreekt hij dan vervolgens summier de 'situering', 'techniek', 'thematiek' en 'nawerking'. Die laatste categorie is het interessantst. Omdat Claes alles gelezen heeft, wijst hij feilloos op navolgingen e.d. Claes pakt vooral visueel groots uit, waardoor er beperkte ruimte overblijft voor een "kritische lezing" of een beredeneerde liefdesverklaring, zoals Komrij die bijvoorbeeld virtuoos verricht in zijn canon. "Dit boek is het liefdeskind van een levenslange relatie met lyriek" schrijft Claes aan het eind van de inleiding. "Voor leken biedt het hopelijk een eerste houvast, voor liefhebbers een betrouwbare leidraad, voor kenners een nieuwe kijk op de oude canon." Die laatste doelstelling is te hoog gegrepen. Lyriek van de Lage Landen is vooral een schitterend verlucht boekwerk met vele beroemde gedichten uit onze traditie.

Geen opmerkingen: