zondag 11 mei 2008

Encyclopedie van de somberheid (2)

2. Hans Dorrestijn
Wie somberheid zegt, zegt Hans Dorrestijn. Deze sombermans is misschien wel dé verpersoonlijking van deze stemming. Zwartgalligheid typeert zijn gedichten, liedjes en voorstellingen. En toch is hij ook meteen exemplarisch voor het feit dat somberheid en humor uitstekend samengaan. Een voorbeeld is zijn korte gedicht 'Bij mijn vijftigste verjaardag': 'God, wat is het leven prachtig / Nog dertig jaar dan ben ik tachtig'. Zijn somberheid heeft dikwijls betrekking op zaken als het huwelijk en de liefde. Zijn motto luidt 'De vrouw is een geschenk van God, al gaat de man eraan kapot.' Bij Dorrestijn heeft de somberheid niet zelden trekken van een noodzakelijke houding om te overleven. Typerend is zijn uitspraak over het positieve aspect van zijn somberheid: 'Mijn leven is een aaneenschakeling van meevallers'. Mooi is zijn opvatting van de somberheid als nuttige, productieve stemming. Als het dan eens meezit is, voelt de situatie ongemakkelijk aan en is er heimwee naar de somberte, bijv. in 'De wanhoop van weleer': 'Waar zijn de mooie droeve dagen / Waar is de wanhoop van weleer / Ik kan de voorspoed niet verdragen / De zomer drukt mijn stemming neer / Waar is de wanhoop van weleer // Toen ik nog reden had tot klagen / Sloeg mijn leed in verzen neer [...]'. Dorrestijn geeft als reden voor zijn somberheid vaak zijn slechte jeugd. Jeroen Brouwers heeft in zijn anekdotenboek Zachtjes knetteren de letteren een prachtige dialoog opgenomen tussen Dorrestijn en Lévi Weemoedt, de dichter met wie hij regelmatig optrad:

'Weemoedt: "Ik had een allerarmoedigste jeugd. Heel arm."
Dorrestijn: "Wij waren nog armer."
W: "Mijn moeder moest de was nog met een handwringer doen. Zo arm."
D: "Wij hadden niet eens een wringer. In de rivier, stenen... stenen."
W: "Arm, jongen, arm. Wij hadden niet eens wasgoed."'













Geen opmerkingen: