donderdag 24 januari 2008

Awee Prins - Uit verveling

Iedereen kent de verveling die zo kenmerkend is voor de zondagmiddag. In landerigheid en passiviteit gaan de uren uiterst traag voorbij. Een 'gewoon' fenomeen. Erger wordt het als de verveling zich vaker dan alleen op zondagmiddag begint op te dringen en op den duur een bepalend bestanddeel van je leven wordt. Awee Prins is één van de 'slachtoffers' van deze permanente verveling.

Prins is ook filosoof en zijn persoonlijke ervaringen met de verveling brachten hem ertoe in zijn studie Uit verveling de verveling als onderdrukte grondstemming van deze tijd te benoemen. De moderne mens heeft meer vrije tijd dan ooit, er zijn talloze potentiële vrijetijdsbestedingen, alles staat ons ter beschikking, en tegelijkertijd raken we steeds verder vervreemd van de wereld en de dingen. Niets vermag ons nog te boeien. Prins ontwerpt in zijn studie een fenomenologie van de verveling en gaat tevens op zoek naar een uitweg uit de verveling.

Om meteen het sterkste aspect van dit boek te noemen: Prins geeft een uitzonderlijk interessant en informatief overzicht van het motief van de verveling in de westerse literatuur. Uiteraard gaat de aandacht daarbij primair uit naar de grote Russen - Gogol, Dostojewski, Gontsjarow, Poesjkin, Tsjechow enz. - die de verveling als geen ander tot leidmotief hebben gemaakt. Vervolgens gaat Prins in sneltreinvaart door de geschiedenis van de literatuur en wijst overal sporen van de verveling als motief aan: van Homerus en Horatius, via Goethe en Flaubert, naar Beckett en Houellebecq.

Een eerste traditionele opvatting m.b.t. de verveling waar Prins overtuigende kritiek op uit, is het onderscheid tussen exogene (voorwerpelijke) verveling en endogene (toestandelijke) verveling. Het is simpel gesteld het verschil tussen de verveling die door uiterlijke omstandigheden wordt veroorzaakt (saaie lezing, vertraagde trein) en de verveling die zonder aanwijsbare reden over-komt: 'niet dit of dat verveelt me, [...] Ik verveel me.' Prins stelt terecht dat dit onderscheid onhoudbaar is, omdat beide soorten verveling nooit los van elkaar voorkomen. Aan exogene verveling ligt een endogeen geconstitueerde verstoorde verhouding tot de dingen ten grondslag, en de endogene verveling is juist weer een geradicaliseerde exogene verveling.

Prins is een heideggerkenner en het is dan ook niet verwonderlijk dat Heidegger de filosofische leidsman is in dit boek, zelfs dominanter aanwezig is dan Prins zelf. De auteur is zich daar zelf ook van bewust: 'in meer dan één opzicht is deze studie een uitwerking en bewerking van het denken van Martin Heidegger.' Dat is ook aan het taalgebruik te merken, al 'heeft de auteur getracht niet uitsluitend te "heideggeren", niet alleen maar na-wauwelend rond te banjeren in de afgedragen pakken van de meester'. Prins ontkomt echter niet altijd aan een door Heidegger ingegeven duister taalgebruik (typisch is dat alle Heideggerfragmenten in het Duits staan, terwijl bijv. Nietzsche vertaald is), waardoor zijn redeneringen soms moeilijk te volgen zijn.

Bekend is dat Heidegger de angst als grondstemming van het Dasein viseerde. (Prins is trouwens ook een fervent beziger van het woord 'viseren'!) Prins moet dus in het spoor van de meester blijven en toch laten zien dat de grondstemming niet de angst maar de verveling is. Ik vind dat hij dit overtuigend doet. Wij leven sinds het verdwijnen van de metafysische zekerheden in het nihilistische tijdperk. Prins stelt nu dat dit aanvankelijk gepaard ging aan een horror metaphysicus: het opkomende nihilisme veroorzaakte metafysische angst. Nu wij gewend zijn, zelfs blij zijn dat het leven geen uiteindelijke zin heeft, zijn we verveeld geraakt met de Grote Verhalen: 'Niet langer de angst, de grondstemming van het tijdperk van het doorbrekende nihilisme, maar de verveling, de grondstemming van het almaar voortdurende nihilisme is de "toestand" waarin wij ons bevinden.'

Geen enkele filosofiestudent schrijft nog onder protest 'God is dood' neer tijdens een hoorcollege over Nietzsche. 'Na de afschaffing van het Hiernamaals zijn wij beland in een eindeloos "Hiernogmaals".' Ik vind dit een plausibele uitleg, maar wel tot op zekere hoogte. Angst is toch immers nog steeds een primaire stemming in de maatschappij en het (dit) individu? Een mogelijke verklaring is dat een grondstemming zich niet altijd uiterlijk manifesteert, verborgen is, terwijl een hoofdstemming wel makkelijker zichtbaar is. Dat zou verklaren waarom angst tegenwoordig (vooral sinds 9/11) lijkt te regeren: zij is van grondstemming hoofdstemming geworden en als zodanig prominent zichtbaar.

Prins geeft ook een mooie kritiek op Derrida's overtrokken reactie op Heideggers vermeend 'eenzijdige' duiding van Nietzsche. Derrida denkt dat Heidegger onderzoekt wie Nietzsche was, maar hij onderzoekt slechts wie Nietzsche is en zal zijn. Heidegger treedt Nietzsche slechts vanuit zijn eigen gedachtegoed tegemoet om hem te interpreteren vanuit de eigen zijnshistorische situatie en problematiek, nl. 'de einde-loze voltooiing van de metafysica in de zin- en doelloos voortrazende techniek.' De uitwerking van het verband tussen nihilisme en techniek, techniek en verveling is een erg interessant gedeelte van het boek. De techniek maakt alles beschikbaar. Het geheim van het bestaan is verdwenen, de wereld is tot de rand gevuld met het zijnde. In een mooie woordspeling: 'Ons Dasein is "design" geworden.'

We zijn constant op zoek naar iets interessants, maar in die 'verstrooiende vlucht naar "het interessante" blijft het inter-esse - het werkelijk "zijn temidden van het zijnde" - uit.' Kortom: het Dasein is uitgedoofd. Deze zijnsverlatenheid komt tot uiting in 'machinatie' (alles is voorstelbaar, calculeerbaar), 'het reusachtige' (alles moet elk jaar groter, weer meer bezoekers trekken), 'snelheid en versnelling' (informatie- en communicatiestromen) en 'de verwording van de ervaring tot beleving en ontluistering' (de ervaring moet het leven tonen, maar kan dat fundamenteel niet en ontluistert daarom uiteindelijk altijd). De bijzonder interessante Sloterdijk komt in dit deel ruim aan bod, o.a. met een sterk verwoord pleidooi voor een 'herwaardering van de herwaardering van alle waarden.'

In het laatste deel moet een uitweg aangewezen worden, een ander in-de-wereld-zijn geïnitieerd worden. Dit deel is enigszins teleurstellend door het uitblijven van concrete handreikingen, al is Prins zich bewust van deze omissie. Prins viseert een omslag in onze verhouding tot de dingen. Het 'eigenlijke schandaal van de filosofie' is de verzaking in het vaststellen van het wezen, het gebeuren, het ding-zijn van de dingen. Prins pleit nu - geïnspireerd op Heidegger maar ook op Sloterdijk - voor een 'werkelijk verwijlen tussen de dingen'. De techniek wordt niet per se verworpen, men moet bínnen het 'Ge-stell' (= wezen, zijnswijze van de moderne techniek: niet als de verzameling van apparaten, maar de wijze waarop het zijnde in de moderne techniek verschijnt, nl. als 'bestelbaar bestand', object van ge- en verbruik) de dingen als dingen leren waarderen. Het is een ja en een nee tegen de techniek. Kernwoorden zijn dan 'verstilling', 'ingetogenheid ' en - en hier ben ik heel blij mee - 'schroom'.

Uit verveling is een zeer interessant boek over angst en verveling, over de zijnsstatus van de huidige maatschappij, over hoe-het-zo-gekomen-is en over hoe-het-nu-verder-moet. Iedereen die daar belangstelling voor heeft - en wie heeft dat niet? - zal zich niet vervelen met dit boek. Prins ontvouwt een interessante uitwerking van Heidegger en schrijft in een vieve stijl en met veel humor. Zo schroomt hij niet zijn bijzondere voornaam als aanleiding voor een grap te gebruiken: 'Wie A zegt, moet ook W zeggen'. Prins' prachtige bladzijden over verveling in de literatuur zorgen er ten slotte voor dat sowieso iedere literatuurliefhebber dit boek moet lezen.

5 opmerkingen:

Bob van Tiel zei

Mooie recensie, Marc! Die Heidegger ook, volgens mij staat hij er wel bekend om andere filosofen (en literaire auteurs) nogal eenzijdig neer te zetten. Trouwens, samenstellingen met een persoonsnaam worden gewoon met een hoofdletter geschreven!

Marc van Zoggel zei

Dit is wel interessant.

De volledige regel zegt: 'Een samenstelling met een persoonsnaam behoudt de hoofdletter. Alleen als de genoemde persoonsnaam niet betrokken is bij het nieuwe begrip schrijven we het woord met een kleine letter.' Bijv. Beatlesplaat (plaat van de Beatles zelf) maar beatlehaar (haar wordt gedragen door iemand anders).

Dit aanhoudende mag ik 'heideggerkenner' dus laten staan (Heidegger wordt gekend door iemand anders) en moet ik 'heideggerfragmenten' veranderen in 'Heideggerfragmenten' (fragmenten van Heidegger zelf).

Boeiende materie :)

Anoniem zei

Marc, even iets heel anders voor als je je verveelt op de zondagmiddag. Wat ik me trouwens goed kan voorstellen aangezien het voetbal niet doorgaat en je je eindwerkstuk voor infrastructuur vast al af hebt ;-) (Ik nog lang niet helaas).
http://nl.youtube.com/watch?v=gVkDf6brE3E
Prachtig, haha.

Marc van Zoggel zei

Wat een klassieker is het toch, hè :p Dat ook Moeder Kelly in dit nummer een regeltje zong, was ik trouwens al vergeten.

Dat werkstuk is nog steeds niet af. Het verzet zich hardnekkiger dan ik had gedacht/gehoopt. Bovendien heb ik ook het WK Veldrijden (Goud Lars Boom!) kunnen zien, dus verveeld heb ik me niet echt.

ditisstefan zei

Ik ga m wel aflezen, morgen... Ik ben bang dat ik de deadline niet ga halen. :S