dinsdag 30 oktober 2007

Was Jezus Caesar?

Eén van de meest fascinerende kwesties van de laatste jaren is het ongekend felle debat in de wetenschappelijke wereld en in het publieke domein over het vuistdikke boek van filosoof en taalkundige Francesco Carotta, Jezus was Caesar, waarin hij de resultaten presenteert van jarenlang onderzoek naar de overeenkomsten in de biografie van Julius Caesar (100 BC - 44 BC) en de evangelieën over Jezus Christus (0 - 33). Zijn belangrijkste conclusie is dat Jezus nooit bestaan heeft en dat het verhaal van Jezus gebaseerd is op het leven van Caesar.

Jan van Friesland is met het boek aan de slag gegaan, is vier jaar lang universiteiten door heel Europa afgereisd om wetenschappers te ondervragen over de kwestie, en heeft uiteindelijk een documentaire gemaakt, Het evangelie van Caesar, waarin hij wil laten zien dat Carotta niet anders dan gelijk kan hebben. Julius Caesar werd na zijn dood verheven tot de rijksgod Divus Iulius en aldus vereerd tot aan de opkomst van het Christendom, zo vanaf de tweede eeuw. Er zijn geen historische bronnen van vóór de tweede eeuw die reppen over het bestaan van een Jezus Christus. Carotta oppert na zijn jarenlange onderzoek dat de figuur van Jezus Christus in feite een voortzetting is van de Divus Iulius. Hij ontdekte meer dan honderd overeenkomsten in beider levens. Het evangelie is dan de geromantiseerde weergave van het leven van Caesar. Christus louter als romanfiguur!

Van Friesland mocht vanavond in De wereld draait door kort zijn documentaire toelichten. Helaas werd hij zoals verwacht meteen agressief bejegend door Martin Bril (van wie ik overigens vermoed dat hij model heeft gestaan voor The Grinch). Bril liet Van Friesland niet uitspreken, weigerde naar diens argumenten te luisteren, deed het idee meteen af als gelul en strooide en passant ook nog eens met reeds lange tijd ontkrachte misvattingen. Zo haalde hij Tacitus aan die ergens geschreven zou hebben over Christus, terwijl hij in werkelijkheid over 'Chresti complilationem' schreef, 'documenten door Chrestus', en die Chrestus was dan weer een journalist in de Oudheid.

De redactie had vooraf ook nog de doodenge demagoog Huub Oosterhuis opgebeld en die verwees het verhaal meteen naar het rijk der fabelen. Van Friesland strafte alle kritiek meteen keihard af. Bril werd op zijn nummer gezet en Oosterhuis was exemplarisch voor de theologen die na één belletje meteen hun mening klaar hadden, zonder het boek gelezen te hebben, zonder de documentaire gezien te hebben, zonder nagedacht te hebben. Van Friesland (en Carotta) hebben natuurlijk een gigantisch punt met hun werelwijde steun uit wetenschappelijke hoek. Als historici en taalkundigen in groten getale de theorie van Carotta bijvallen, dan moet er toch op zijn minst serieus naar gekeken worden. Van Friesland raakte geïrriteerd door de badinerende toon van Bril en sloot vernietigend af door te stellen dat als de wetenschap de wetenschap niet meer gelooft, als de mensheid de wetenschap niet meer gelooft, dat dan barbarij op de loer ligt.

Fascinerend. Ik verbaas me persoonlijk over de felheid van de afwijzing van Carotta's theorie, en toch ergens ook weer niet. Baanbrekende ideeën stuiten immers altijd op felle weerstand omdat ze ons hele fundament van kennis dreigen omver te werpen. Theologen als Oosterhuis zijn sowieso niet serieus te nemen, zij preken voor eigen parochie en nemen niet eens de moeite rationeel de discussie aan te gaan. Ik denk dat veel verklaard kan worden door de tijd waarin we leven, een tijd waarin een boek als de Da Vinci Code apelleert aan een zelfde drang naar spanning en complottheorieën. Het grote verschil is echter dat de Da Vinci Code fictie is en dat hetgeen daarin beweerd wordt door de 'mensen' (graag) voor waar aangezien en door de wetenschap bestreden, ontkracht wordt, terwijl in het onderhavige geval het juist de wetenschap is die met een schokkende, nauwelijks te bevatten bewering komt en de buitenwetenschappelijke wereld het dan op zijn beurt weer afdoet als verzinsels, als fictie.

De Martin Brils vergelijken de Jezus/Caesar-zaak ten onrechte met zoiets als de Da Vinci Code. Ik hoop dat de ideeën van Carotta met open vizier tegemoet getreden zullen worden. Men is er 2000 jaar lang niet in geslaagd het historische bestaan van Jezus Christus te bewijzen, de visie op Christus als verhalend personage gemodelleerd naar het voorbeeld van Julius Caesar klinkt dan niet eens zo gek bij nader inzien. Sommige wetenschappers zien Carotta's theorie als een van de grootste paradigmawisselingen van de moderne wetenschap. Hoogleraar in de rechten en filosoof Paul Cliteur spreekt zelfs van 'een ontdekking die gelijk staat aan de denkbeelden van Darwin en Galileo. Carotta’s theorie zet de hele geschiedenis op zijn kop.' Ook Darwin en Galileo vielen hoongelach en onbegrip ten deel. Wat dat betreft is de parallel dus nog steeds van kracht.

26 opmerkingen:

Anoniem zei

Hoe eenzijdig kun je denken!
Lees eens http://www.skepsis.nl/carotta.html

Wie er 'gelijk' heeft doet er eigenlijk niet eens toe....

Marc van Zoggel zei

Dat stuk heb ik gelezen ja en dat is net zo 'eenzijdig' in zijn denken.

Wie er gelijk heeft doet er hier inderdaad niet toe, het gaat erom dat het heel wel mogelijk is dat het evangelie opgetekend is naar voorbeeld van Caesars leven. De historische Caesar als model voor de fictieve Jezus dus. Wat dat betreft is de titel 'Jezus was Caesar' erg ongelukkig en misleidend. Het evangelie zoals wij dat kennen is ook maar een 'verhaal', een selectief corpus van teksten die ruim na de dood van Jezus (voor zover je daarover kunt spreken) zijn geschreven. Wat dat betreft is de recente (her)ontdekking van het evangelie naar Judas zeer interessant. In dat evangelie komt Judas juist naar voren als held i.p.v. als verrader. Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Evangelie_naar_Judas en http://www.nationalgeographic.com/lostgospel/

Wat zo'n ontdekking aantoont is dat het beeld dat wij traditioneel van een 'historische' Judas hebben door het vinden van een nieuwe bron op losse schroeven komt te staan. Het vóórkomen van twee zulke uiteenlopende bronnen laat m.i. zien dat feit en fictie door elkaar lopen en dat dat in het geval van Jezus ook zo zou kunnen zijn. Dat de bedenker(s) van het leven van Jezus hun 'held' dan trekken geven van een belangrijk iemand als Caesar is dan toch heel wel mogelijk?

Jeroen Dera zei

Ik vind het altijd zo leuk dat anonieme mensen oordelen over zaken als eenzijdigheid ;)

Je hebt een fantastische weblog Marc, ik tref er vaak dingen aan waar ik nog nooit van gehoord heb. Wat filosofie betreft ben ik echt wereldvreemd.. Laatst die statistische godsbewijzen; nu dit! Anyway: dat boek wil ik toch wel heel graag lezen!

Et ceterum censeo Martinem Brillem esse delendam.. Die man moet eerst eens leren dichten ;)

Anoniem zei

Beste Marc van Zoggel,

Alhoewel ik het volledig met je eens ben dat het onbeleefd en onbetamelijk is om zonder achtergrondinformatie een onderwerp te veroordelen of verwerpen, ben ik toch geneigd te denken dat Huub Oosterhuis het in de zaak bij het juiste eind heeft.
Het is natuurlijk, zoals je zelf ook aangeeft, mogelijk dat bepaalde trekken van Caesar zijn overgenomen door de Christuscultus, maar het gaat veel te ver te veronderstellen dat deze figuren een en dezelfde zijn. Er is namelijk, ondanks het boek van Carotta, geen bewijs voor te vinden. Er is door wetenschappers ook wel eens geprobeerd een link te leggen tussen de opkomst van de bodhisatva's en de verlossingsleer in het mahayana-boeddhisme aan de ene kant en de messiasiaanse verlosser zoals die in oostelijk deel van de Grieks-Romeinse wereld is ontstaan aan de andere, maar wederom geldt: zonder werkelijke bewijzen kunnen deze theorieën geen stand houden. En voor het bedrijven van wetenschap, en zeker die van de geschiedenis, is een ding heel duidelijk: geen concrete en onweerlegbare bewijzen betekent dat het niet mogelijk is tot een verantwoorde uitspraak te komen. Doordat er zoveel onduidelijkheid is over de betrouwbaarheid van historische bronnen (bijv. de vermeldingen van Tacitus en Flavius Josephus, maar ook de dateringen van de evangeliën) lijken de theorieën van Carotta ea vooralsnog meer op de fictieve complottheorieën van Dan Brown, dan op werkelijk gefundeerd wetenschappelijk onderzoek.
Overigens wil ik nog opmerken dat, hoewel Martin Bril zich ook niet van zijn beste kant liet zien, Van Friesland waarlijk een waardeloze indruk op mij maakte. Hij kwam eerder over als een obsessieve maniak met waanideeën dan een serieus documentairemaker die nota bene voor Buitenhof heeft gewerkt. Laat hem daar in vredesnaam nooit meer terugkomen! De man bleef maar roepen dat er internationale taalkundigen achter hem stonden, maar kon geen enkele naam noemen. Ik verwacht dat als deze namen wel komen, het slechts om dissidente wetenschappers in de marge gaat, die door geen enkele gerespecteerde academicus serieus worden genomen.
Het lijkt er dus op dat de VARA tot twee keer toe de boot in is gegaan met Van Friesland, eerst door de documentaire (als je het nog zo kunt noemen) mede te financieren, en daarna door prime-time kostbare zendtijd te verspillen aan een waardeloze gast met een onzinnig onderwerp.

Lennart van Baalen

PS: de ontdekkingen van de Nag Hammadi geschriften (met de zogeheten evangeliën van Judas en Maria van Magdala) zijn natuurlijk zeer interessant, maar het is zeer de vraag of deze ons een beter beeld gaan geven van de persoon Jezus, als die al bestaan heeft. Voordat wij ons hierin laten leiden door de pseudo-wetenschap van National Geographic en Discovery, lijkt het mij verstandig dat de academische wereld hier eerst eens nauwkeurig naar gaat kijken, en dat wij hun oordeel afwachten.

pmt zei

Beste Marc,

Grappig hoe jij de uitzending van DWDD heel anders hebt bekeken dan ik. ik geloof dat ik niet bevooroordeeld heb gekeken, want ik ken van Friesland net zo min als die Carotta. Toch viel mij meteen op dat van Friesland met een soort aan religieuze waanzinnigheid grenzende fanatiekheid zijn zaak verdedigde en totaal niet inging op de m.i. terechte kritiek. Ik vond van Friesland totaal niet overtuigend en een korte zoektocht op het internet wijst uit dat de ideeën van Carotta al jaren geleden naar het rijk der fabelen zijn verwezen. Alleen volslagen verblinde bijgelovige atheïsten als van Friesland geloven nog in deze pseudo-wetenschappelijke onzin. Zie ook mijn weblog
http://relirel.blogspot.com

Bob van Tiel zei

Het is zo makkelijk om van allerhande theorieën op tafel te leggen. Moeilijker is het ze er weer vanaf te vegen, zeker als ze met een hoop bijeengeraapte bewijsjes zijn onderbouwd. Dat gezwam van Carotta lijkt me een schoolvoorbeeld van hineininterpretieren.

Daarnaast lijkt Martin Bril verdacht veel op Ruud "laat je niet gek maken" Benard van Big Brother.

Anoniem zei

Beste Marc,

Mijn complimenten voor uw stuk. Ik heb vier jaar geleden al het boek gelezen en van diverse kanten ook direct sceptische geluiden ontvangen van mensen die niet eerst het boek lezen. Ik heb het ook laten lezen door een leraar klassieke talen, die na het lezen zijn scepsis deed varen. Het maakt mij overigens weinig uit of het boek c.q. de theorie al dan niet aan het Christendom knaagt. Als mensen hun geluk vinden in het geloof kan ik daar zelfs jaloers op zijn. Maar voor mij staat vast dat hele hordes eigenlijk achter Julius Caesar aanlopen. De heer van Hooff geeft naar mijn mening ook slechts gevoelsargumenten om de theorie van Caesar te ontkrachten. Met feiten weerlegt hij weinig tot niets. Wellicht redeneert hij vanuit een bepaalde godvruchtigheid, zoals vele sceptici.

Paul

Anoniem zei

Ik heb het boek voor eenderde gelezen. De opsomming van vergelijkingen is indrukwekkend.
Wat mij meer verbaast is dat de Kerk een duidelijk verzonnen verhaal als De Da Vinci Code met veel rumoer veroordeeld, maar dit boek doodzwijgt.
Bang om de heilige vingers te branden?

Anoniem zei

Beste collega anonimus,

Het door jou aangevoerde Skepsis artikel is van de hand van Van Hooff. Om jou en andere lezers ff een idee te geven van diens geheel eigen opvatting over 'academisch debat' hier een ooggetuigenverslag, weliswaar door de vertaler van het boek van Carotta, maar ik kan als 'Carotta-skeptisch' getuige de gang van zaken bevestigen. Die Van Hooff gedroeg zich om welke reden dan ook ronduit gestoord & schandalig:

Het bekende debatcentrum Tumult had de onderzoeker [Carotta] weten te strikken voor een voordracht met discussie in de Lutherse Kerk, waar het Utrechtse publiek in grote getale naartoe trok voor een informatieve en interessante avond. Het werd een gedenkwaardige. Van meet af weigerde een zeer geagiteerde Van Hooff ook maar één woord van Carotta’s inleidende voordracht aan te horen.

Samen met theoloog Van Heusden beende hij binnen het kwartier opgewonden en woest de kerk uit, zo buiten zichzelf dat hij niet eens merkte dat hij daarbij de man bij de projector in het gezicht sloeg. Niettemin stormde hij even later, toen Carotta – die zijn verhaal ten behoeve van het publiek in het Nederlands hield – was uitgesproken, onverhoeds de kerk weer in.

‘Nu wij’, schreeuwde hij, en wat toen volgde moet men gezien en meegemaakt hebben, want een beschrijving achteraf kan het voorgevallene werkelijk geen recht meer doen. Stemverheffend ijlde hij onophoudelijk over het podium heen en weer en onder het aanroepen van de onfeilbare Tacitus bezwoer hij zijn gehoor, nu eens dwingend dan weer smekend, deze geniaalste aller Latijnse schrijvers toch een absoluut geloof te schenken. ..//.. Warrige redenaties en niet ter zake doende feiten, gelardeerd met beledigingen aan de spreker die hij niet had willen aanhoren, werden wanhopig de zaal ingeslingerd. Non sequiturs en pietluttigheden volgden elkaar in een rap tempo op. De zaal stond perplex ..//..

Maar de oudheidkundige zelf raasde onafgebroken voort, het ene glas water na het andere verzwelgend. ..//.. Midden in de zaal zat emeritus H.W. von der Dunk, de vader van de eerdergenoemde cultuurhistoricus, op het puntje van zijn stoel. Sommigen vielen er bijna af. Een dergelijke onzinnige en de academie onwaardige vertoning had men nooit eerder meegemaakt

Toen na afloop de verbijstering bij het publiek langzaam wegebde, wierp onontkoombaar de vraag zich op waar men in ’s hemelsnaam zoëven getuige van was geweest. Wat bezielt een academicus om met een verward en krakkemikkig verhaal zo te keer te gaan tegen een boek dat hij niet de moeite waard acht, nee volslagen flauwekul vindt.

Met Van Hooff is het niet meer goed gekomen. Op de radio beval de desperate oudheidkundige de luisteraar het boek voor wat betreft de kennis van Caesar en de Romeinen beslist niet te lezen, maar in te ruilen tegen de strips van Asterix.
Meer dan een half jaar lang, tot diep in 2003, stuurde hij zijn standaard spam schimpend het land door. In intimiderende e-mails brak hij de staf over eenieder die het gewaagd had voor de theorie een lans te breken. Wekenlang achtervolgde hij rechtsfilosoof Kinneging, die Carotta’s studie tegenover Jeroen Wielaert het boek van het jaar had genoemd. Tussendoor terroriseerde hij de website van Carotta, waarbij hij zo nu en dan zich bediende van een andere identiteit. Toen dat allemaal niet leek te helpen, begon de stalker een boosaardig tegen hem gericht complot te ontwaren. In de beste traditie van de door Skepsis bestreden lectuur beschuldigde hij – wie met pek omgaat, wordt ermee besmet – zijn vermeende vijanden van een vileine samenzwering: Von der Dunk, Van Friesland, en, last but not least, rechtsfilosoof Cliteur. Diep verontwaardigd, gelijk een ware grootinquisiteur, verordonneerde hij emeritus Von der Dunk zijn zoon en de VPRO en het Commissariaat van de Media de twee anderen tot de orde te roepen.


Ipv. op www.skepsis.nl had deze trieste academicus beter kunnen publiceren op www.psychosis.nl ;-)

Anoniem zei

Hoe denken jullie in dit verband dan over 'de ontdekking van het graf van Jezus'?

Nader onderzoek nodig naar ‘Tombe van Jezus’ http://www.johandewal.nl/?p=7

Of is dit ook slechts "pseudo-wetenschap van National Geographic en Discovery"?

johan@johandewal.nl zei

Leuk stukje, breed blog. Kwam hier toevallig uit omdat mijn blog www.johandewal.nl werd aangehaald.

Het boek van Carotta heb ik jaren geleden al gelezen. Misschien niet spijkerhard, maar toch zeker opmerkelijk genoeg om eens te lezen. Een sterke invloed van de Sol Invictus cultus van de Romeinen, die het christendom in belangrijke mate institutionaliseerden, lijkt me niet vreemd. Maar Jezus als Caesar of omgekeerd?

Vast staat wel dat in de verhalen over Jezus, waarschijnlijk om voor gelovigen de kredietwaardigheid te vergroten, bekende heidense en vaak mythische elementen aan Jezus zijn toegeschreven. Hoe verder je zoekt, hoe minder origineel er over blijft. Zo zijn er Romeinse en Egyptische invloeden in de Nieuw Testamentische teksten terug te vinden, maar ook gnostische uit Alexandrië. Om maar te zwijgen van een aantal bestaande geloven, als dat van Mithras, waaruit dankbaar is geput.

Dit is voor mij niet erg, alleen erg interessant. De boeken hadden het doel om mensen te inspireren en te informeren, wellicht op meerdere niveaus van kennis en ervaring. Bovendien kwamen ze niet in een sociaal-cultureel isolement tot stand.

Om het af te ronden: de discussie over Jezus, zijn leer en zijn leven is zo breed, daar wil ik op mijn blog wel eens wat meer aandacht aan besteden. Er zijn diverse boeiende studies van pioniers die durven na te denken ten vragen te stellen bij wat voor anderen feiten of vaststaande aannames zijn. Ik noem dat een gezonde academische instelling, als je tenminste maar duidelijk bent over je bronnen en de aard ervan.

Soms is redelijke twijfel al heel wat, zeker in de zaak Jezus waarover naar hedendaagse begrippen, buiten de Nieuw Testamentische boeken, eigenlijk niks te vinden is, uitgezonderd latere teksten en/of invoegingen als bij Josephus Flavius. Hoe meer je in deze materie groeit, hoe beter het is om het kaf van het koren te scheiden. En uiteindelijk komt je bij jezelf terecht: waarom zoek je en wat wil je vinden of wil je gevonden worden?

Anoniem zei

Hoorde recent op de EO radio een interview met deze prof. Anton van Hooff, skepticus. Hij weet wel te bewijzen dat Jezus heeft geleefd. Dat vind ik uiterst tegenschrijdig voor iemand van Skepsis. Bijzonder!
Voor het bestaan van Jezus is toch geen overtuigend bewijs?

Anoniem zei

Ik volg deze botsing enige tijd via de media:
1. Er is wetenschap en wetenschappelijk debat.
2. Wetenschappelijk debat wordt gevoed door louter wetenschappelijke argumenten.
3. Wetenschappelijke argumenten worden door erkende wetenschappers ingebracht.
4. Wetenschappelijke argumenten krijgen een waarde in een wetenschappelijk debat waardoor die argumenten wel of niet vatbaar worden voor aanvaarde wetenschap.
5. Er wordt zowel van skeptische zijde (Anton van Hooff ) als van religieus-theologische zijde geprobeerd de wetenschappelijk onderbouwde theorie van Carotta buiten het wetenschappelijk debat te plaatsen. Dit is m.i. onterecht en in wezen zelf onwetenschappelijk. Hoe kan een wetenschappelijke theorie worden verworpen of aanvaard als deze geen deel uit mag maken van een fair wetenschappelijk debat?

Unknown zei

''Ook Darwin en Galileo vielen hoongelach en onbegrip ten deel. Wat dat betreft is de parallel dus nog steeds van kracht.''

Als iemand voor dergelijke stokoude retorische foefjes valt, is het geen wonder dat hij Van Friesland en Carotta een warm hart toedraagt. In plaats van Oosterhuis af te schilderen als een theoloog die voor eigen parochie predikt, zou meneer Van Zoggel er beter aan doen te onderkennen dat Paul Cliteur iedere vorm van rationele kritiek in de wind slaat zodra hij gelegenheid ziet het Christendom eens flink te raken. Men behoeft bepaald geen Christen te zijn om hier een afkeer van te hebben.

Marc van Zoggel zei

Laten we onthouden dat ik absoluut geen partij kies in deze kwestie. Ik viseer slechts een open discussie en ben voorstander van op wetenschappelijke wijze bestrijden van een wetenschappelijke theorie, iets wat nu niet gebeurt, zoals iemand hierboven terecht al opmerkt.

Een probleem is dat velen belangen te verdedigen hebben, misschien Cliteur ook wel, ja. Zoals ik in de eerste reactie al zeg, gaat het mij ook niet om gelijk of ongelijk. Het leven van Julius Caesar als inspiratiebron voor de opgetekende levensloop van Jezus Christus lijkt me een plausibele theorie, Caesar en Christus als één en dezelfde historische persoon een brug te ver.

Anoniem zei

'...Caesar en Christus als één en dezelfde historische persoon een brug te ver.'
Dat is niet wat Carotta beweert. Zijn redenering:
-er is niets te zeggen over historische Jezus, wel over historische Caesar;
-taalkundige significantie tussen teksten Caesar
en Jezus;
-ergo: het verhaal van Jezus zou afkomstig kunnen zijn uit Caesar bronnen. Twee sets van data die
correleren en causaal uit elkaar voortkomen.

Marc van Zoggel zei

Dat is inderdaad niet wat Carotta beweert, maar dat is, vermoed ik, wel wat velen denken, vooral degenen die het boek niet gelezen hebben. En dan blijkt de titel van het boek ineens enorm misleidend en op zichzelf al aanleiding voor misverstanden en een sta-in-de-weg voor serieuze discussie.

Anoniem zei

De Akademische Boekengids, 67, Maart 2008, p. 15–19

"Was Jezus inderdaad Caesar? Een les in de pseudowetenschap"
door Anton van Hooff

Een reactie: van Fulvius de Boer

Anton van Hooff is Francesco Carotta's beste vertegenwoordiger. Niemand anders heeft zoveel artikelen en uitzendingen aan de Italiaanse wetenschapper gewijd. Onvermoeibaar zet hij steeds weer de aanval in. De man beweert nu te kunnen bewijzen dat Carotta's onderzoek een soort pseudo-wetenschap is, hetgeen een interessante these zou zijn. Je bent toch altijd weer benieuwd naar zijn argumenten - maar jammer genoeg ook weer teleurgesteld. Hij levert namelijk geen nieuwe bewijzen.

Om zichzelf als wetenschapper te profileren vertelt onze criticus uitgebreid met welke kwesties en schrijvers hij zich bezighoudt. Je zou verwachten dat hij nu alleen met wetenschappers op de proppen komt, nee fout! Het zijn Dan Brown met zijn Da Vinci Code. Immanuel Velikovsky met Worlds in Collision en ook Erik von Däniken met Waren de goden kosmonauten? Dat zijn volgens hem de nazaten van Heinrich Schliemann, die, omdat hij "de officiële wetenschap beschaamd heeft door zijn spectaculaire opgraving van Troje" door hem verantwoordelijk gesteld wordt voor het bestaan van meneer Carotta!
Aangezien er geen verband bestaat tussen deze zogeheten "fictie-schrijvers" en het linguïstische werk van Carotta - Dan Brown schrijft romans, dus fictie pur sang, Velikovsky spreekt van Worlds en niet van Words in collision, (hetgeen nog enige betekenis zou hebben, omdat Carotta namelijk exact aantoont hoe de woorden in het geval van meerdere talen tijdens het vertalingsproces veranderen), en Von Däniken zou je er alleen bij kunnen betrekken, als Caesar een kosmonaut zou zijn geweest - moeten we dus aannemen dat het verband daaruit bestaat dat ze allemaal succes hebben gehad! Omgekeerd geredeneerd zou dat betekenen dat alleen een mislukking een garantie voor serieus werk is. Het meest serieus en meest gekwalificeerd ben je natuurlijk als je helemaal niets gepubliceerd hebt - zoals Van Hooff zelf, naar wiens wetenschappelijke publicaties je vergeefs in boekhandels en bibliotheken zult zoeken. Er is dus bij hem geen enkele gevaar te duchten dat hij op een gegeven moment Troje ontdekt!

Ook Schliemann zou niet gekwalificeerd zijn geweest. Hij heeft slechts aan de Sorbonne gestudeerd - arme stakker! - en is slechts aan de universiteit van Rostock gepromoveerd. Dat zijn natuurlijk vreselijk zielige universiteiten, aangezien Van Hooff daar geen Fellow is. Carotta slaat echter alles, omdat hij zijn diploma als civiel ingenieur in zoiets als Italië behaald heeft, zijn Licence en Lettres et Philosophie slechts aan de universiteit van Dijon, terwijl hij slechts in het Land Hessen een erkende tolk en vertaler is. In de documentaire hoor je hem slechts in zeven talen praten: Duits, Italiaans, Spaans, Frans en Engels, naast Latijn en Grieks, verder met kennis van zaken van het klassieke Arabisch… hoeveel talen beheerst Van Hooff eigenlijk moeiteloos? Deze criticus heeft in alle ernst eens beweerd dat de aanhangers van Sulla "Sulliani" heetten (het moet Sullani zijn, zoals elke Italiaan weet), hetgeen op zijn minst laat zien dat deze classicus het Latijn niet eens machtig is. Wat zijn Grieks betreft is van leerlingen van hem te horen dat hij in Athene niet eens een ijsje kan bestellen

"Dat Jezus eigenlijk Caesar was", noemt hij a priori "evidente apekool" – alsof er in de wetenschap iets evident zou zijn, alvorens je het onderzoekt - en hij zou "zijn schouders hebben opgehaald", maar helaas zijn er domme lieden die tegen zijn aanbeveling in toch Carotta's boek gelezen hebben en een andere mening zijn toegedaan dan hij, wat natuurlijk een "Schande" is. Daarom moet hij steeds maar weer ten strijde trekken, iets wat hem tot een 'verbeten Don Quijote' maakt. (Lezersbrief van Thomas van der Dunk, NRC Handelsblad 9/10-12-2006).

Nu is er zelfs een filmdocumentaire - jeminee! - waarvan hij de première blijkbaar ook niet bezocht heeft! En zijn uitgebreide vermelding van de diverse edities en vertalingen van Carotta's boek moet de schijn ophouden dat hij ze allemaal gelezen heeft. In elk geval hartelijk dank voor deze lijst en de data van verschijning. Hij heeft de Spaanse editie over het hoofd gezien, maar dat geeft niet, want die gaat hij ook niet lezen, net zo min als de lezing in het Escorial, met een interessant narratologisch aspect, waarover hij graag eerder informatie had willen krijgen.
Kijk eens op: http://www.carotta.de/subseite/texte/Lecture_Escorial_Carotta.pdf.
Hij leest Carotta in geen enkele taal. Het is voldoende als hij erover schrijft.

De omslagtekst, die heeft hij wel gezien. Daarop staat onder andere een citaat uit een Duitse krant. Het moet wel een lovende tekst zijn, want hij vind het maar niks dat het niet de Frankfurter Allgemeine Zeitung of Die Zeit is, maar de Berliner Tageszeitung. Helaas, helaas: het komt niet uit de Berliner Tageszeitung, maar uit de taz - die tageszeitung, die weliswaar klein, maar gerenommeerd is en vaak juist door journalisten van de grote bladen als Trendsetter wordt geciteerd. Met deze pijnlijke uitglijder heeft Van Hooff zich echt als een grote kenner van het Duitse medialandschap ontpopt!

Intussen probeert onze zelfbenoemde wetenschappelijke censor de promotors van Carotta's boek ad hominem in diskrediet te brengen:

Erika Simon is weliswaar een "gerenommeerde archeologe" – dat kun je wel zeggen, ja, onder andere draagster van het Duitse Bundesverdienstkreuz - maar ze is een "bejaarde".
Wel, toen ze ongeveer tien jaar geleden het Nawoord bij het boek War Jesus Caesar?
schreef, was ze ongeveer even oud als Van Hooff nu. Als hij daarmee dus wil suggereren dat een bejaarde vrouw automatisch seniel is, dan komt dat op zijn eigen hoofd terecht. Dat hij met haar gesproken heeft, is aannemelijk: hij valt kennelijk iedereen lastig die zich positief over Carotta's onderzoek uitlaat. Hij schrijft zelf dat Paul Cliteur hem een "stalker" heeft genoemd. Dat past in het beeld, maar wat hij eigenlijk steeds wil afdwingen, namelijk dat men afstand neemt van Carotta, dat heeft hij blijkbaar ook in dit geval niet bereikt, want hij kan alleen maar berichten dat menig detail, op zichzelf, geen voldoende bewijs oplevert. Maar wat dan nog? Details krijgen alleen in de context betekenis. Als Pompeius en Johannes de Doper niet beide de supporter resp. concurrent van de toenmalige Heer geweest waren en ze niet op dezelfde wijze onthoofd waren, dan zou ook de gelijkenis tussen de drietand van de een en het kruis met tandjes van de andere geen betekenis hebben.

Als promotor voor linguïstiek zou Carotta geen erkende Graecus uit Italië of Duitsland hebben genomen, maar een Griek: aldus mekkert Van Hooff. "Alleen maar een Griek" moet de lezer zeker denken. Het gaat hoofdzakelijk om Griekse teksten en dan zou een Griek niet competent zijn? Waarom zou een Duitser of Italiaan, die deze taal pas als volwassene moeizaam onder de knie gekregen heeft. competenter zijn dan een autochtoon, temeer daar de ze Griek bovendien aan de Sorbonne gepromoveerd is op de Homerische grammatica? Is Carotta zelf geen Italiaan en Erika Simon geen Duitse? Dat argument is gewoon belachelijk en je zou het als infantiel kunnen afdoen, als het niet een racistische ondertoon had. Let wel: Van Hooff zegt niet dat het om een Griek gaat, maar om "dr.Fotis Kavoukopoulos van Kreta". Hier hoor je de man heimelijk lachen. Hij verkneukelt zich een bon-mot te hebben geplaatst - omdat, zoals hij dus in een andere krant schreef dat alle Kretenzers leugenaars zijn
(" Voor de rest heeft hij alleen een obscure geleerde van Kreta voor zijn kar weten te spannen. En al in de oudheid golden de Kretenzers als geboren leugenaars, wat de heerlijke paradox opleverde: "Alle Kretenzers zijn leugenaars", zei een Kretenzer." http://www.gelderlander.nl/algemeen/discussie/2227394/Anton-van-Hooff-Maffe-wetenschapper.ece ) — een supporter uit Kreta alleen maar een leugenaar kon zijn! Racistisch of niet? Afgezien daarvan is de toespeling volledig onwetenschappelijk, aangezien de klassieke zin niet luidde: "Alle Kretenzers liegen" - nee, zo racistisch als Van Hooff was men in de oudheid niet - maar: "als een Kretenzer zegt dat alle Kretenzers liegen, is dat dan waar of niet?" Het gaat om een schoolvoorbeeld van contradictoire logica, een zin die zichzelf opheft. Verder woont Fotis Kavoukopoulos niet op Kreta maar in Athene en is er niet van afkomstig. Hij gaf een tijdje college aan de universiteit van Rethymnon als ook aan de universiteit van Thessalië en werkt tegenwoordig aan het Pedagogische Instituut van het Griekse Ministerie van Cultuur in Athene. Maar ja, Van Hoof moest hem wel als Kretenzer afschilderen, om hem impliciet als leugenaar aan de kaak te stellen.

……(hier volgt een passage over een naamgenoot van Van Hooff, die zich tegen 's mans provocerende Islamuitingen verzet heeft)

Blijft over de laatste promotor, de epigraficus. Niet te geloven, zeg! Carotta heeft een epigraficus aangetrokken. Vreselijk, niet waar. Aangezien echter de meeste standbeelden verloren zijn gegaan, die sokkels echter in grote getale aanwezig zijn, bieden juist de daarop gegraveerde inscripties informatie. Epigrafiek is een erkende en fundamentele hulpwetenschap van de archeologie. Dat hij zich hier vrolijk over maakt pleit niet voor zijn wetenschappelijk inzicht. Overigens presenteert Van Hooff het weer op een onaangename manier, want hij vertelt ons dat de epigraficus inmiddels in de Jeugdpsychiatrie in Tübingen werkzaam is en suggereert daarmee dat de promotor van Carotta in een gekkenhuis is beland. Als dus iemand die tien jaar geleden als epigraficus werkzaam was, intussen arts is geworden en zich naar goed christelijk gebruik sociaal bewogen opstelt, moet het wel een slechte epigraficus zijn. Een normaal mens zou denken dat artsen betere beroepsmogelijkheden hebben als epigrafici en dat dat de reden voor zijn overstap was. Nee, bij Van Hooff komt dat omdat hij een slechte epigraficus was. Logisch geredeneerd zou je in het geval van Van Hooff moeten aannemen dat hij een slechte Hoofddocent is geweest, aangezien hij er geen reguliere betrekking meer heeft en zoals hij zelf rondbazuint, gewoon leraar klassieke talen aan een gymnasium is.
( http://www.annozijlstra.nl/default.asp?d=14&m=6&y=2006&s=day ).

"Pseudowetenschapper zijn bij al hun minachting voor de verstokte, officiële geleerden tuk op zulke wetenschappelijke steun" leert Van Hoof ons. Daarmee veronderstelt hij dat Carotta een minachting koestert voor de officiële geleerden. Dat is raar. Carotta beroept zich bijvoorbeeld op Ethelbert Stauffer, een bekende Duitse theoloog, wiens zoon in de documentaire een tekst van zijn vader voorleest. In de film zie je hem verder in gesprek met Prof. Francisco Rodriguez Pascual, antropoloog van de Pontificia Universiteit van Salamanca, als ook met Prof. Antonio Piñero, theoloog en hoogleraar Nieuwtestamentische Filologie van de Complutense Universiteit Madrid. Geen spoor te vinden van minachting voor de offieciële geleerden (en dat vice versa). Dat moet dus in de ogen van Van Hoof een poging zijn om steun te krijgen. Je ziet Carotta als een onderzoeker die zijn waarnemingen aan andere geleerden duidelijk maakt, ze in vaktijdschriften publiceert (Quaderni di Storia, uitgegeven door Prof. Luciano Canfora, Caesar-biograaf), Sommigen zijn het met hem eens, anderen geven kritiek. Wat is daar echter "pseudo-wetenschappelijk"aan?

Dit werpt wel een interessant licht op Van Hooffs eigen pseudo-wetenschappelijke houding. Hoe Carotta het namelijk ook doet, hij doet het fout. Bereikt hij resultaten met zijn onderzoek, die niet zonder meer aan de communis opinio beantwoorden, dan is dat ipso facto een bewijs voor pseudo-wetenschap. Vraagt hij vakmensen om hun oordeel, dan is dat ook pseudo-wetenschap, omdat hij naar steun zoekt, en dat is typisch iets voor pseudo-wetenschappers. Als hij aanhang krijgt en wel van "eerzame" bekende academici, archeologen, linguïsten, epigrafici, historici, rechtsfilosofen, cultuurhistorici, experimenteel psychologen, antropologen, theologen, juristen etc. dan zijn ze allemaal daarom ongeloofwaardig, omdat ze geloofwaardig zijn.
"Maar een echte wetenschapper beseft de grenzen van zijn weten. Zodra hij op een ander vakgebied dreigt te komen, raadpleegt hij spoorslags een deskundige collega."
Als Carotta echter hetzelfde doet, is dat nou net het bewijs voor pseudo-wetenschap. Echte wetenschappers mogen en moeten collega's consulteren, pseudo-wetenschappers niet. Dus daaraan herken je ze: de wetenschappers, als ze collega's consulteren, en pseudo-wetenschappers, als ze collega's consulteren!
Wat Van Hooff kennelijk niet weet, is dat het begrip "pseudowetenschap" wetenschappelijk helder gedefinieerd is en op theorieën slaat die zich volgens Popper niet laten verifiëren of falsificeren. Dat mag het geval zijn voor enkele of misschien alle pseudo-wetenschappers die hij in zijn inleiding noemt - wat leest hij eigenlijk?- en het gaat voor hem zelf zeker op, aangezien de manier waarop hij het verwijt van pseudo-wetenschap opplakt zich niet laat verifiëren, laat staan falsificeren, maar op Carotta kan het sowieso niet slaan, omdat zijn werk in wezen uit een synopsis bestaat, een parallelstelling van de Caesarbronnen met het evangelie van Marcus, en daarmee niet veel anders is dan de bekende parallelstellingen en vergelijkingen die men van oudsher op de verschillende synoptische evangeliën toepast. Dat betekent dat het verwijt van pseudo-wetenschap zelfs dan nergens op slaat, als alle door Carotta opgestelde parallellen onzin zouden zijn, aangezien hij ze juist opgesteld heeft zodat iedereen ze kan nakijken en ze zich dus laten falsificeren. Ergo: het begrip pseudo-wetenschap wordt door de auteur van het artikel improprie, i.e onwetenschappelijk gebruikt en wel gewoon agressief als een belediging, met als doel mensen belachelijk te maken en onderuit te halen, zowel Carotta zelf als ook al diegenen die zich positief over hem uitgelaten hebben of zouden willen uitlaten. Dat een zogenaamd "academisch" tijdschrift dat toelaat, is erg bedenkelijk.

Dan kijkt Van Hooff naar de omslag van het boek. Let wel: hij is nog maar bij de omslag. Hij heeft tot nu toe de titel en de flaptekst gezien. Hij zal nu toch wel naar de inhoud overgaan, hoopt de lezer, maar nee hoor: hij kijkt naar het omslagplaatje. Dat vindt hij niet leuk, want Carotta zou daarin de lijdende Caesar hebben gezien. Goed - afgezien van het feit dat de omslagen door de uitgevers worden geconcipieerd (wie weet dat niet), die hun eigen grafische afdeling daartoe opdracht geven, iets wat vaak aan de auteur voorbijgaat, en dat het daarom gevaarlijk is te veronderstellen dat Carotta meegewerkt zou hebben aan de omslag van de Nederlandse vertaling (wat zou Van Hooff wel niet voor fantasieën krijgen, als hij de omslag van de tweede Duitse oplage ziet?) - als hij het boek zou hebben opengeslagen, dan zou hem misschien zijn opgevallen, dat Carotta de "lijdende Caesar" niet in de kop van de omslag, afkomstig uit het Vaticaan, ziet, maar in de Torlonia-kop. Bovendien zou hij daar gelezen hebben dat dat niet zijn eigen zienswijze is maar die van Prof. Erika Simon, die dat overigens al in 1959 had opgeschreven, dus in een tijd dat ze nog niet bejaard was. Maar goed, Van Hooff zal dan wel weer beweren dat ze toentertijd te jong was!
Dat M.Antonius een wassen beeld van het verminkte lijk van Caesar, met bloed uit alle steekwonden, aan het volk heeft laten zien, is in de bronnen onweerlegbaar aangetoond, maar volgens Van Hooff zou er nooit een beeld van de "lijdende Caesar" geweest zijn. Dat interesseert hem ook verder niet, want hij vertelt ons dat er in de Christelijke iconografie van het eerste millennium ook evenmin een "lijdende Jezus" geweest is. Dat heeft hij trouwens van Carotta die dat juist in zijn boek bespreekt. Dat wil zeggen dat hij hem ook op dit punt niet heeft gelezen en hij levert kritiek op iets dat hij zelf bij het bekijken van de omslag erbij bedacht heeft. Als hij het had nagelezen of in elk geval de film had gezien, dan had hij geweten dat er niet alleen een marmeren Christelijke iconografie bestaat - de enige die de eeuwen heeft kunnen doorstaan - maar ook een van hout en was, dat wil zeggen de figuren die tijdens de processies van de Goede Week worden meegevoerd, vergankelijke figuren, die bv. wegens houtworm steeds weer vernieuwd moesten worden, terwijl men de oude verbrandde. Het is gevaarlijk om dan te beweren dat de liturgie en de tradities van Goede Vrijdag niet oud zouden zijn!
Dan komt Van Hooff zo ver dat hij de bijzetting van Caesar gaat bespreken. Als inleiding citeert hij Shakespeare's Julius Caesar, dus literaire fictie. "For Brutus is an honorable man"
vindt hij een belangrijke zin, want onze criticus is een Brutus-adept. ( Ik raad de weifelende lezer aan die betekenis van brutus in het Latijnse woordenboek op te zoeken.) Deze vermenging van fictie en geschiedenis is eigenlijk typisch voor de pseudo-wetenschapper…maar passons. Nadat hij eerst steeds weer ontkende dat er überhaupt geen wassen beeld van Caesars verminkte lijk getoond en boven de lijkbaar opgeheven was, geeft hij het nu toch toe. Ja, maar dat is eerder met behulp van een mêchanê gebeurd, "maar de bronnen spreken niet van een kruis", beweert hij tegen beter weten in. Jammer voor hem dat de bronnen toch echt van een kruis spreken, namelijk van een tropaeum - daar waar bij Appianus van een mêchanê sprake is, staat in de paralelle tekst van Suetonius tropaeum die door het met bloed bevlekte kleed van Caesar bedekt was. Nu weten we van munten van Caesar hoe een tropaeum er in zijn tijd uitzag, namelijk als een kruis. Caesar werd ook bijgezet ten tijde van Caesar en niet Pim Fortuyn. Het is anachronistisch en flauwekul om uit de gebeurtenissen bij de begrafenis van een moderne politicus conclusies te trekken over dat wat zich bij de begrafenis van Caesar heeft afgespeeld. Als je zo nodig vergelijken wil, neem dan de begrafenis van P.Clodius Pulcher! Maar ja, omdat die niet in Dan Browns, Velikowski's en Von Dänikens boeken voorkomt of in de andere lectuur die Van Hooff leest - zoals hij elders schrijft hoort Asterix daar ook bij - weet hij daar natuurlijk niets van af!

Vervolgens stelt Van Hooff dat de verering van Caesar door zijn veteranen pas na het jaar 68 na Christus, d.w.z. pas na de dood van Nero begonnen kan zijn. Dat is absolute onzin, aangezien de Caesarverering direct na zijn dood begon, ja zelfs tijdens zijn leven al, oftewel in het jaar 44 voor Chr., misschien nog wel eerder. Toen Nero stierf, bestond de Divus Iulus cultus dus al meer dan een eeuw!

Dan verwisselt VH de stad Caesarea met de caesarea, meervoud van caesareum, zoals de tempels van Caesar heetten. Alsjemenou! Als je een bewijs nodig had voor zijn totale onkunde en geestelijke verwarring, dan is dit eigenlijk al genoeg.

Dan gebruikt hij het argument dat het onmogelijk is dat de historische Jezus Caesar zou zijn geweest, omdat men dat anders al veel eerder bemerkt zou hebben. Bravo! Dat was ook de argumentatie van de kerkprelaten tegen Galileo Galilei, net als die van de creationisten heden ten dage tegen Charles Darwin: als het zo zou zijn dat de aarde om de zon draait of dat de mens van de apen afstamt, dan had het wel in de bijbel gestaan! Een geweldig argument! Om deze kritiek te voorkomen probeert VH ons te laten geloven dat iemand beweerd zou hebben dat de apen van de mensen afstammen. Wie dan? Darwin zeker niet! Dat ook VH van mensen afstamt, heeft niemand aan de orde gesteld.
Uiteindelijk moet hij echter toegeven dat Carotta honderden argumenten aanvoert. Dat maakt de zaak nog erger!



ist "Want een overvloed aan argumenten is typisch voor pseudowetenschap."
Dat is weer typisch de pseudo-wetenschappelijke houding van VH: als je geen argumenten hebt, ben je en pseudo-wetenschapper, heb je er veel, dan ben je helemaal een pseudo-wetenschapper - zie boven.

Dan volgt het pseudo-mathematische argument: "en leerden we al niet op de lagere school dat duizend keer nul ook nul is?" Nu weten we eindelijk waarom VH van de universiteit verdwenen is en bij de "lagere school" is beland: om dit te mogen onderwijzen. Jammer dat er bij de vergelijking van karakteriserende eigenschappen een heel andere wet geldt, die in het volgende raadseltje aanschouwelijk wordt: "Kind" vraagt grootvader, "het heeft vier poten als een hond, het blaft als een hond en het kwispelt als een hond… wat is het?" "Een hond!"antwoordt het kind. Nou geldt omgekeerd ook dat bepaalde karakteriserende eigenschappen onjuist kunnen zijn. Van de volgende vier zinnen bijvoorbeeld - alle vogels fluiten; alle vogels kunnen vliegen; alle vogels bouwen nesten; alle vogels hebben veren - klopt er echter maar één, de andere drie niet. (De lezer moet VH maar het antwoord vragen, want die weet echt alles). Dat wil zeggen dat je typische, karakteriserende eigenschappen moet vergelijken en die zijn ook dan pas beslissend, als andere fout blijken.

Nu presenteert VH ons een lijst van argumenten, die door de "Carottisten" kennelijk als de sterkste worden gezien. Let wel: hij leest nog steeds het boek niet, hij brengt alleen naar voren wat aan de deur wordt verkocht. Geen enkel argument hiervan wordt door Carotta als beslissend beschouwd. Eén ervan is niet eens door Carotta geproduceerd - JC = JC - maaar door de "Anttcarottisten". VH zal het nauwelijks kunnen geloven, maar dat Christos met een chi en niet met een C wordt geschreven, heeft zelfs Carotta opgemerkt. Wie het niet hebben opgemerkt zijn de vriendjes van VH.

En dan werpt hij zich als tekstcriticus op - hoe komt hij aan die kwalificatie? Je mag je nu toch wel afvragen hoe de acrobaat gaat landen - en beweert dat Pilatus niet van Lepidus kan komen en ook enipsa niet van enikhsa, omdat de evangelisten anders aan dyslexie geleden zouden hebben (wat voor hem natuurlijk niet geldt). Wel, als er iets is wat alle tekstcritici kennen dan is dat juist het verschijnsel van kopieer- en dicteerfouten. Een lijst van typische leesfouten in de handschriften van het Marcusevangelie kun je bijvoorbeeld bij Couchoud vinden (L'Évangile de Marc a-t-il été écrit en latin?, 1926). Hier volgen er slechts een paar, bijvoorbeeld in het Latijn:


ACCIPIETIS gelezen als ACCEPISTI; ADPROPINQVARET als ADPROPINQVANT; TENENS als TENDENS; CVSTODIEBANT als CRVCIFΙGEBANT; ACCENDITVR als ACCEDIT; COEPIT als COIECIT; NEMINIDIXERIS als NEINTROIERIS; INIVRIAM als INVIDIAM; PERCVTIEBANT als PERCIPIEBANT; GRABATTO als QVADRATO; DISSVPAVIT als DISTVRBAVIT; HAEC als FECIT …

en in het Grieks:

ANEΠEIΣAN gelezen als ANEΣΕΙΣAN; ΕΝΑΓΚΑΛΙΣΑΜΕΝΟΣ als ΠPOΣKAΛEΣAMENΟΣ; ΠPOΣXΕΡΟNTES als ΠPΟΣΤPEXONTES; ΘEΛETE als ΛEΓETΕ; AMA als AΛΛA; ΠΟΛΛA als ΠΛOIΑ; ETΥΠTON als ΕNΥΠTON; ΛAΛΕΙΝ als EΛAΛEΙ, KAI ΘΡAΥΣAΣA als ΣΥNTΡIΨAΣA …

etc. Dit zijn slechts een paar voorbeelden uit afzonderlijke manuscripten! Als je in het licht hiervan wilt beweren dat dezelfde kopiist niet in Lepidus Pilatus noch in ENIKHSA ENIPSA had kunnen lezen, ben je absoluut een buitenstaander. Dat kan alleen een onbenul beweren!

Dan haalt VH weer zijn Tacitus-argument uit de kast, waarmee hij zich zes jaar geleden al geblameerd heeft, toen hij verondersteld dat Carotta de Tacitus-passage verzwegen had - terwijl C. die juist uitvoerig had beschreven - en waarmee hij bewees dat hij het boek niet had gelezen en slechts in het wilde weg polemiseerde. Nu heeft hij eindelijk gezien dat C. die passage behandeld heeft. We zullen zien wat hem na zes jaar denkwerk is ingevallen:

Tacitus zou geschreven hebben dat het woord Chrestiani van Christus komt. Welnu, van Christus kan hoe dan ook alleen maar Christiani komen, chrestiani echter alleen van chrestus. Dat Christiani van Christus komt, met verwisseling van in de uitspraak gelijkende woorden, zou je met zekerheid alleen dan kunnen veronderstellen, als het woord chestus niet zou bestaan. In het Grieks bestaat echter zo'n woord, en bovendien een heel gewoon woord, dat je bijvoorbeeld op veel kerkhoven leest: chrestus, de "Goede", de "zalige overledene". Verder kan dit woord in het Latijn echter als een grecisme ook van chrestes komen, met name in de ablativus, de naamval waarin het woord bij Suetonius voorkomt: chresto met de betekenis: speculant en woekeraar. In het stadjargon van Rome bestaat tegenwoordig nog de uitdrukking: far la cresta - speculeren, extreem de prijs opdrijven. En ja hoor, de passage krijgt bij Tacitus alleen maar betekenis, als je het woord chrestiani als speculanten opvat, aangezien dat verklaart waarom Nero hen bestrafte: het waren de bouwspeculanten die het volk verantwoordelijk stelde voor de brand van Rome en die ervan beschuldigd werden dat ze wilden verrijken in het zog van de nieuwbouwprojecten. De verklaring van C. is gebaseerd op de meerderheid van de tekstcritici (en ondersteunt hen tegelijk), die niet beweren dat de hele passage een interpolatie is, maar alleen dat gedeelte dat het karakter van een glosse in zich heeft.
Om deze duidelijke en eenvoudige verklaring te ontkrachten - zijn naam staat immers op het spel: hij heeft zich blindelings vastgepind, dus moet hij nu koste wat kost gelijk krijgen - wil VH ons wijsmaken, dat de uitgang -iani in het Latijn altijd alleen maar de "aanhangers van iemand" kan betekenen en voert hij als voorbeeld aan Mariani, Pompeiani en Caesariani. Deze keer heeft hij zijn zelfontdekte begrip "Sulliani" weggelaten, hetgeen hem natuurlijk de kritiek bespaart dat de uitgang niet -iani is maar -ani en dat de -i- in Mariani en Pompeiani niet tot de uitgang behoort, maar tot de woordstam: Mari-us, Pompei-us. Caesariani wordt dan analoog gevormd, waarschijnlijk vanwege de -i- in de genitivus: Caesaris. Maar bij Sulla is dat niet zo, daar is het Sullani en niet Sulliani, een creatie van VH. Wat wil dat nou zeggen, in logisch verband? Dat het woord Christiani, laat staan chrestiani, niet eens primair van Christus kan komen, want dan zou de naam logisch gezien Christius moeten zijn. dat wil zeggen dat het woord Christiani later in een secundaire fase gevormd moet zijn, en wel ten gevolge van Caesariani, zoals bijvoorbeeld ook Herodiani.

Hoe dan ook, dat de chrestiani van Tacitus niet van "chrestes - speculant, woekeraar" kan komen, maar van een hypothetische Chrestus moet komen (die men dan graag met Christus zou willen identificeren) zou je alleen kunnen volhouden, als alle -ani esp. -iani in het Latijn "aanhangers van iemand"zouden betekenen. Dat is wel vaak het geval, maar is het altijd zo? Kunnen de praetoriani als de aanhangers van ene meneer Praetor betiteld worden of zijn ze de lijfwacht van de praetor, de Imperator? En wiens aanhangers zijn dan de tertiani? Van ene Tertius? Of zijn het eerder de soldaten van het derde legioen, of misschien mensen die aan de ziekte van de driedaagse wisselkoorts lijden? En de Troiani en de Asiani? Zijn dat soms de aanhangers van ene Troius of ene Asius, of gewoon burgers van Troia, resp. legioensoldaten uit Asia? En zijn de prasiniani, resp. de venetiani de aanhangers van een niet bestaande Prasinius, resp. Venetius of, zoals bekend, de supporters in het circus van de partij van de Groenen (Gr. prasinoi) resp. de Blauwen (gr. benetoi)? Daarom is het een simpele denkfout om a priori uit te sluiten dat de chrestiani zoals tertiani zijn gevormd, resp. zoals bij prasiniani of venetiani een graecisme in het Laijn kunnen vormen. Om die reden blijft het een vrome wens dat de christiani in de Tacitus-tekst "Christenen" zouden zijn. (overigens ook een domme wens, omdat de Christenen dan het odium meekrijgen de brand van Rome aangestoken te hebben. Hoe weten we namelijk of Nero's verdenking niet een gegronde reden had? Alleen in het geval dat Nero bouwspeculanten en geen Christenen, dus geen Christiani maar chrestiani, bestraft had, zijn de Christenen met zekerheid vrij van schuld. Maar misschien klampt de belijdende atheïst Anton van Hooff zich juist daarom aan deze Nero-fabel vast, om de Christenen gewoon verdacht te kunnen blijven maken?)
Overigens heeft de kritiek van deze Tacitus-passage in de structuur van Carotta's onderzoekingen slechts zijdelings enige betekenis. Aan het eind van dat hoofdstukje schrijft hij: << Goed, deel je deze kritiek op de passages bij Tacitus en Suetonius, dan vind je in de geschiedschrijving voor de tijd van vóór de Joodse Oorlog geen Jezus, noch Christus, noch Christenen; deel je de kritiek niet, dan kun je objectief stellen dat Griekse citaten ontbreken, terwijl onloochenbare Latijnse getuigenissen pas uit de tweede eeuw stammen en alleen chrestiani of christiani betreffen, resp. Chrestos. Van de naam Jezus geen spoor.>>
Dit maakt ook duidelijk dat de even verbeten als lege argumentatie van VH met de Tacitus-passage alleen ten doel heeft te verhullen dat hij niet gezien had dat Carotta de passage behandelt, dat hij kritiek leverde zonder gelezen te hebben. Daar gaat het om: om de pijnlijke poging de reputatie te redden van iemand die in zijn hemd staat!
"De Pseudowetenschapper is steeds een buitenstander", waarbij je Van Hooffs paralogica kan bewonderen. Hij concludeert daaruit dat elke buitenstaander een pseudo-wetenschapper is. Nu weten we niet alleen in het geval van Schliemann dat dit niet klopt, maar juist ook bij de hulpwetenschappen van de archeologie. Het Minoïsche Lineair B werd door de Engelse architect Michael Ventris ontcijferd, juist omdat hij een buitenstaander was: hij maakte gebruik van de militaire decoderingsmethodes, die hij bij de Royal Air Force geleerd had. Alleen dwazen zetten vraagtekens bij de ontcijfering van het Lineair B met het argument dat hij een buitenstaander zou zijn! De vakspecialist Sir Arthur Evans had gefaald en het grootste probleem bij de ontcijfering was Evans' eigen theorie, die hoe dan ook niet wilde accepteren dat de taal van het Lineair B Grieks was.
Nu is Carotta primair een civiel ingenieur en linguïst, die naar het schijnt methodes gebruikt die hij als ondernemer in de informaticawereld leerde kennen. Het grootste probleem bij de acceptatie van zijn ontdekking is juist daarin gelegen dat zelfbenoemde pseudo-vakspecialisten a`la VH - hij is noch linguïst, noch filoloog, noch archeoloog, noch theoloog, maar een leek in alle betrokken vakken, en heeft op zijn eigen vakgebied, geschiedenis, nooit iets intelligents gepubliceerd, omdat hij zijn tijd en hersens kennelijk aan Dan Brown, Velikovsky en Von Däniken & Co. verspilt en overal voor Obelix moet spelen - hoe dan ook niet willen inzien dat het Marcusevangelie op een Latijnse bron teruggaat (verg. o.a. Couchoud) en dat de historische Jezus tot nu toe niet gelokaliseerd is.

Dankzij Carotta weten we nu beter en als dat ene VH niet bevalt, maakt dat de zaak alleen maar geloofwaardiger.

Fulvius de Boer.

Anoniem zei

INGEZONDEN BRIEF ABG -
"De vorige ABG bevatte kritiek van Anton van Hooff op Carotta’s theorie over het ontstaan van het christendom. Zijn artikel bestaat uit argumenta ad hominem verweven met die van ad verecundiam en doorspekt met guilt by association. Hoewel veelvuldig toegepast in roddelpers en journalistencolumns, mist het in de wetenschap kracht van argument.
De inhoudelijk bedoelde kritiek is een aaneenschakeling van lapsus, foutieve toeschrijvingen en uit hun context gelichte details. Daarnaast debiteert Van Hooff onzin over o.a. de kenmerken van pseudo-wetenschappers. Laatstgenoemden zouden gekarakteriseerd zijn door een streven naar erkenning van hun inzichten en het aanvoeren van zo veel mogelijk argumenten daarvoor. Beide kenmerken worden evenwel ook bij niet-pseudo-wetenschappers aangetroffen.
Kort bespreken we twee van de vele uitglijders:
- Carotta schept zelfs een crucifix van Caesar.
Onjuist. Waar het hier feitelijk om gaat is het tonen van een wasfiguur van de vermoorde Caesar met al zijn wonden op het moment suprême van zijn uitvaart, waardoor het zich van woede verbijtende volk massaal in opstand kwam. Aan het hoofd van de lijkbaar, schrijft Suetonius, stond een kruisvormig tropaeum. Precies op dezelfde plaats, schrijft Appianus, werd Caesars wasfiguur in staande vorm opgericht. Alleen zo konden alle aan het hele lichaam toegebrachte wonden zo goed mogelijk worden waargenomen.
- Geen enkel van Carotta’s honderden argumenten deugt, en ook duizend maal nul is nul.
Wat Carotta doet is het aanwijzen van overeenkomsten tussen twee datasets. Daarbij gaat het niet om vermenigvuldiging maar om statistiek. Aantallen overeenkomsten, zoals gelijkende namen en uitspraken, zijn dan van belang. Maar er is meer. Bestaan er tussen de elementen van de ene dataset bepaalde relaties en worden diezelfde relaties ook gevonden tussen de overeenkomstige elementen van de andere set, dan krijgt de statisticus pas echt rode oortjes. Een voorbeeld uit vele: de relaties tussen de god Jezus en zijn tegenspeler Johannes de Doper uit het ene verhaal hebben hun pendant in die tussen de god Caesar en zijn tegenpool Pompeius uit het andere. Carotta wijst negen van zulke pendanten aan. En zoals Johannes wordt onthoofd en zijn hoofd in een koningshof aan een veronderstelde opdrachtgever wordt gepresenteerd, precies zo verging het Pompeius en zijn hoofd aan het Egyptische koningshof.
Het is niet zo moeilijk om een uit zijn context gelicht punt van overeenkomst te ridiculiseren zoals criticaster Van Hooff doet. Meer inspanning, wetenschappelijke verbeeldingskracht en scherpzinnigheid is vereist om het totale patroon van parallellen en de systematiek daarvan te doorzien. "

Drs. A.P.J. Hendriks vertaalde Carotta en schreef een analyse van diens werk (www.carotta.de/subseite/echo/dzh.html)
Drs. J. van Friesland regisseerde de documentaire “Het Evangelie van Caesar” (www.vanfrieslandfilm.nl)
Mr. drs. G. Janssen is classicus, en vertaler en uitgever van Plutarchus (www.chaironeia.nl)
Dr. P. Pierik is historicus en uitgever van geschiedkundige werken waaronder die van Carotta (www.uitgeverijaspekt.nl

Anoniem zei

INGEZONDEN BRIEF ABG -
"De vorige ABG bevatte kritiek van Anton van Hooff op Carotta’s theorie over het ontstaan van het christendom. Zijn artikel bestaat uit argumenta ad hominem verweven met die van ad verecundiam en doorspekt met guilt by association. Hoewel veelvuldig toegepast in roddelpers en journalistencolumns, mist het in de wetenschap kracht van argument.
De inhoudelijk bedoelde kritiek is een aaneenschakeling van lapsus, foutieve toeschrijvingen en uit hun context gelichte details. Daarnaast debiteert Van Hooff onzin over o.a. de kenmerken van pseudo-wetenschappers. Laatstgenoemden zouden gekarakteriseerd zijn door een streven naar erkenning van hun inzichten en het aanvoeren van zo veel mogelijk argumenten daarvoor. Beide kenmerken worden evenwel ook bij niet-pseudo-wetenschappers aangetroffen.
Kort bespreken we twee van de vele uitglijders:
- Carotta schept zelfs een crucifix van Caesar.
Onjuist. Waar het hier feitelijk om gaat is het tonen van een wasfiguur van de vermoorde Caesar met al zijn wonden op het moment suprême van zijn uitvaart, waardoor het zich van woede verbijtende volk massaal in opstand kwam. Aan het hoofd van de lijkbaar, schrijft Suetonius, stond een kruisvormig tropaeum. Precies op dezelfde plaats, schrijft Appianus, werd Caesars wasfiguur in staande vorm opgericht. Alleen zo konden alle aan het hele lichaam toegebrachte wonden zo goed mogelijk worden waargenomen.
- Geen enkel van Carotta’s honderden argumenten deugt, en ook duizend maal nul is nul.
Wat Carotta doet is het aanwijzen van overeenkomsten tussen twee datasets. Daarbij gaat het niet om vermenigvuldiging maar om statistiek. Aantallen overeenkomsten, zoals gelijkende namen en uitspraken, zijn dan van belang. Maar er is meer. Bestaan er tussen de elementen van de ene dataset bepaalde relaties en worden diezelfde relaties ook gevonden tussen de overeenkomstige elementen van de andere set, dan krijgt de statisticus pas echt rode oortjes. Een voorbeeld uit vele: de relaties tussen de god Jezus en zijn tegenspeler Johannes de Doper uit het ene verhaal hebben hun pendant in die tussen de god Caesar en zijn tegenpool Pompeius uit het andere. Carotta wijst negen van zulke pendanten aan. En zoals Johannes wordt onthoofd en zijn hoofd in een koningshof aan een veronderstelde opdrachtgever wordt gepresenteerd, precies zo verging het Pompeius en zijn hoofd aan het Egyptische koningshof.
Het is niet zo moeilijk om een uit zijn context gelicht punt van overeenkomst te ridiculiseren zoals criticaster Van Hooff doet. Meer inspanning, wetenschappelijke verbeeldingskracht en scherpzinnigheid is vereist om het totale patroon van parallellen en de systematiek daarvan te doorzien. "

Drs. A.P.J. Hendriks vertaalde Carotta en schreef een analyse van diens werk (www.carotta.de/subseite/echo/dzh.html)
Drs. J. van Friesland regisseerde de documentaire “Het Evangelie van Caesar” (www.vanfrieslandfilm.nl)
Mr. drs. G. Janssen is classicus, en vertaler en uitgever van Plutarchus (www.chaironeia.nl)
Dr. P. Pierik is historicus en uitgever van geschiedkundige werken waaronder die van Carotta (www.uitgeverijaspekt.nl

Thomas zei

De Akademische Boeken Gids, nr. 67, maart 2008, pp. 15–19, bevat een artikel, getiteld
"Was Jezus eigenlijk Caesar? Een les in de pseudowetenschap"
geschreven door Anton van Hooff
(www.academischeboekengids.nl/abg/do.php?a=show_visitor_artikel&id=690)

Een reactie op dit artikel vindt u hieronder



De visie van een querulanteske classicus op pseudo-wetenschap

Anton van Hooff is Francesco Carotta's beste vertegenwoordiger. Niemand anders heeft zoveel artikelen en uitzendingen aan de Italiaanse wetenschapper gewijd als hij. Onvermoeibaar zet hij steeds weer de aanval in. De man beweert nu te kunnen bewijzen dat Carotta's onderzoek een soort pseudo-wetenschap is, wat een interessante these zou zijn. Je bent toch altijd weer benieuwd naar zijn argumenten – maar jammer genoeg ook weer teleurgesteld. Hij levert namelijk geen enkel bewijs.

Om zichzelf als wetenschapper te profileren vertelt onze criticus uitgebreid met welke kwesties en schrijvers hij zich bezighoudt. Je zou verwachten dat hij nu alleen met wetenschappers op de proppen komt, maar mis! Het zijn Dan Brown met zijn Da Vinci Code, Immanuel Velikovsky met Worlds in Collision en ook Erich von Däniken met Waren de goden kosmonauten? Dat zijn volgens hem de nazaten van Heinrich Schliemann, die, omdat hij "de officiële wetenschap beschaamd heeft door zijn spectaculaire opgraving van Troje" door hem verantwoordelijk gesteld wordt voor het bestaan van meneer Carotta!
Aangezien er geen verband bestaat tussen deze zogeheten "fictie-schrijvers" en het linguïstische werk van Carotta – Dan Brown schrijft romans, dus fictie pur sang, Velikovsky spreekt van Worlds en niet van Words in collision, (hetgeen nog enige betekenis zou hebben, omdat Carotta namelijk precies aantoont hoe de woorden in het geval van meerdere talen tijdens het vertalingsproces veranderen), en Von Däniken zou je er alleen bij kunnen betrekken, als Caesar een kosmonaut zou zijn geweest – moeten we dus aannemen dat het verband daaruit bestaat dat ze allemaal succes hebben gehad! Omgekeerd geredeneerd zou dat betekenen dat alleen een mislukking een garantie voor serieus werk is. Het meest serieus en meest gekwalificeerd ben je natuurlijk als je helemaal niets gepubliceerd hebt – zoals Van Hooff zelf, naar wiens wetenschappelijke publicaties je vergeefs in boekhandels en bibliotheken zult zoeken. Er is dus van hem geen enkel gevaar te duchten dat hij op een gegeven moment Troje ontdekt!

Ook Schliemann zou niet gekwalificeerd zijn geweest. Hij heeft slechts aan de Sorbonne gestudeerd – arme stakker! – en is slechts aan de universiteit van Rostock gepromoveerd. Dat zijn natuurlijk vreselijk zielige universiteiten, aangezien Van Hooff daar geen fellow is. Carotta slaat echter alles, omdat hij zijn diploma als civiel ingenieur in zoiets als Italië behaald heeft, zijn Licence ès-Lettres en Philosophie slechts aan de universiteit van Dijon, terwijl hij slechts in het Land Hessen een erkende tolk en vertaler is. In de documentaire The Gospel of Caesar hoor je hem slechts in zeven talen praten: Duits, Italiaans, Spaans, Frans en Engels, naast Latijn en Grieks, verder met kennis van zaken over het klassieke Arabisch…; hoeveel talen beheerst Van Hooff eigenlijk vlekkeloos? Deze criticus heeft in alle ernst eens beweerd dat de aanhangers van Sulla "Sulliani" heetten (het moet Sullani zijn, zoals elke middelbare scholier weet), hetgeen op zijn minst laat zien dat deze classicus niet eens het Latijn machtig is. Over wat zijn Grieks betreft vertellen zijn leerlingen dat hij in Athene niet eens een ijsje kan bestellen.

"Dat Jezus eigenlijk Caesar was", noemt hij a priori "evidente apekool" – alsof er in de wetenschap iets evident zou zijn, alvorens het te onderzoeken – en hij zou erover "zijn schouders hebben opgehaald", ware het niet dat er domme lieden zijn, die, tegen zijn aanbeveling in, toch Carotta's boek hebben gelezen en een andere mening zijn toegedaan dan hij. Wat natuurlijk een "schande" is. Daarom moet hij steeds maar weer ten strijde trekken, iets wat hem tot een 'verbeten Don Quichot' maakt. (Lezersbrief van Thomas von der Dunk, NRC Handelsblad 9/10-12-2006).

Nu is er zelfs een filmdocumentaire – jeminee! – waarvan hij de première blijkbaar ook niet heeft bezocht! En zijn uitgebreide vermelding van de diverse edities en vertalingen van Carotta's boek moet de schijn ophouden dat hij ze allemaal gelezen heeft. In elk geval hartelijk dank voor deze lijst en de verschijningsdata. Hij heeft de Spaanse editie over het hoofd gezien, maar dat geeft niet, want die gaat hij ook niet lezen, net zo min als de lezing in het Escorial, met een interessant narratologisch aspect, hoewel het toch beter zou zijn geweest als hij in een eerder stadium er kennis van had willen nemen.
Kijk maar eens op: www.carotta.de/subseite/texte/Lecture_Escorial_Carotta.pdf
Helaas, hij leest Carotta in geen enkele taal. Het is voldoende als hij erover schrijft.

De omslagtekst, die heeft hij wel gezien. Daarop staat onder andere een citaat uit een Duitse krant. Het moet wel een lovende tekst zijn, want hij vindt het maar niks dat die krant niet de Frankfurter Allgemeine Zeitung of Die Zeit is, maar de Berliner Tageszeitung. Helaas, helaas: de tekst komt niet uit de Berliner Tageszeitung, maar uit de taz – die tageszeitung. Die krant is weliswaar klein, maar gerenommeerd en wordt vaak juist door journalisten van de grote bladen als trendsetter geciteerd. Met deze pijnlijke uitglijder heeft Van Hooff zich echt als een grote kenner van het Duitse medialandschap ontpopt!

Intussen probeert onze zelfbenoemde wetenschappelijke censor de promotors van Carotta's boek ad hominem in diskrediet te brengen:

Erika Simon is weliswaar een "gerenommeerde archeologe" – dat kun je wel zeggen, ja, onder andere draagster van het Duitse Bundesverdienstkreuz – maar ze is een "bejaarde".
Wel, toen ze ongeveer tien jaar geleden het Nawoord bij het boek War Jesus Caesar?
schreef, was ze ongeveer even oud als Van Hooff nu. Als hij daarmee dus wil suggereren dat een bejaarde vrouw automatisch seniel is, dan komt dat op zijn eigen hoofd terecht. Dat hij met haar gesproken heeft, is aannemelijk: hij valt kennelijk iedereen lastig die zich positief over Carotta's onderzoek uitlaat. Hij schrijft zelf dat Paul Cliteur hem een "stalker" heeft genoemd. Dat past in het beeld. Maar wat hij eigenlijk steeds wil afdwingen, namelijk dat men afstand neemt van Carotta, dat heeft hij blijkbaar ook in dit geval niet bereikt, want hij kan alleen maar berichten dat menig detail, op zichzelf, geen voldoende bewijs oplevert. Maar wat dan nog? Details krijgen alleen in de context betekenis. Als Pompeius en Johannes de Doper niet beiden de supporter respectievelijk concurrent van de toenmalige Heer geweest waren en ze niet op dezelfde wijze onthoofd waren, dan zou ook de gelijkenis tussen de drietand van de een en het kruis met tandjes van de ander geen betekenis hebben.

Als promotor voor linguïstiek zou Carotta geen erkende graecus uit Italië of Duitsland hebben genomen, maar een Griek, zo mekkert Van Hooff. "Alleen maar een Griek" moet de lezer zeker denken. Het gaat hoofdzakelijk om Griekse teksten en dan zou een Griek niet competent zijn? Waarom zou een Duitser of Italiaan, die deze taal pas als volwassene moeizaam onder de knie gekregen heeft competenter zijn dan een autochtoon, temeer daar deze Griek bovendien aan de Sorbonne gepromoveerd is op de Homerische grammatica? Is Carotta dan zelf geen Italiaan en Erika Simon geen Duitse, en kennen zij misschien zelf geen Grieks? Dat argument is gewoon belachelijk en je zou het als infantiel kunnen afdoen, als het niet een racistische ondertoon had. Let wel: Van Hooff zegt niet dat het om een Griek gaat, maar om "ene dr. Fotis A Kavoukopoulos van Kreta". Hier hoor je de man heimelijk lachen. Hij verkneukelt zich een bon-mot te hebben geplaatst, want — in een andere krant schreef hij dat alle Kretenzers leugenaars zijn ("Voor de rest heeft hij alleen een obscure geleerde van Kreta voor zijn kar weten te spannen. En al in de oudheid golden de Kretenzers als geboren leugenaars, wat de heerlijke paradox opleverde: "Alle Kretenzers zijn leugenaars", zei een Kretenzer." www.gelderlander.nl/algemeen/discussie/2227394/Anton-van-Hooff-Maffe-wetenschappr.ece) — een supporter uit Kreta kan alleen maar een leugenaar zijn! Racistisch of niet? Afgezien daarvan is de toespeling volledig onwetenschappelijk, aangezien de klassieke zin niet luidde: "Alle Kretenzers liegen" – nee, zo racistisch als Van Hooff was men in de oudheid niet – maar: "als een Kretenzer zegt dat alle Kretenzers liegen, is dat dan waar of niet?" Het gaat om een schoolvoorbeeld van contradictoire logica, een zin die zichzelf opheft. Verder woont Fotis Kavoukopoulos niet op Kreta maar in Athene en komt hij er ook niet vandaan. Hij gaf een tijdje college aan de universiteit van Rethymnon als ook aan de universiteit van Thessalië en werkt tegenwoordig op het Pedagogische Instituut van het Griekse Ministerie van Cultuur in Athene. Maar ja, Van Hooff moest hem wel als Kretenzer afschilderen, om hem impliciet als leugenaar aan de kaak te stellen.

……(hier volgt een passage over een naamgenoot van Anton van Hooff, die zich tegen 's mans provocerende Islamuitingen verzet heeft, zie ook:
www.m-fm.nl/streekradio/streeknieuws/archief/2002/1/?IntArticleID=305)……

Blijft over de laatste promotor, de epigraficus Gert Lüderitz. Niet te geloven, zeg! Carotta heeft een epigraficus aangetrokken. Vreselijk, nietwaar? Aangezien echter de meeste antieke standbeelden verloren zijn gegaan, de sokkels daarentegen in groten getale aanwezig zijn, bieden juist de daarop gegraveerde inscripties belangrijke informatie. De epigrafiek is een erkende en fundamentele hulpwetenschap van de archeologie. Dat hij zich hier vrolijk over maakt pleit niet voor zijn wetenschappelijk inzicht. Overigens presenteert Van Hooff het weer op een onaangename manier, want hij vertelt ons dat de epigraficus inmiddels in de kinder- en jeugdpsychiatrie in Tübingen werkzaam is en suggereert daarmee dat de promotor van Carotta in een gekkenhuis is beland. Als dus iemand die tien jaar geleden als epigraficus werkzaam was, intussen arts is geworden en zich naar goed christelijk gebruik sociaal bewogen opstelt, moet het wel een slechte epigraficus zijn. Een normaal mens zou denken dat artsen betere beroepsmogelijkheden hebben dan epigrafici en dat dat de reden voor zijn overstap was. Nee, bij Van Hooff komt dat omdat hij een slechte epigraficus was. Logisch geredeneerd zou je in het geval van Van Hooff moeten aannemen dat hij een slechte hoofddocent is geweest, aangezien hij er geen reguliere betrekking meer heeft, maar zoals hij zelf rondbazuint, gewoon leraar klassieke talen aan een gymnasium is.
(www.annozijlstra.nl/default.asp?d=14&m=6&y=2006&s=day).

"Pseudowetenschappers zijn bij al hun minachting voor de verstokte, officiële geleerden tuk op zulke wetenschappelijke steun" leert Van Hooff ons. Daarmee veronderstelt hij dat Carotta een minachting koestert voor de officiële geleerden. Dat is raar. Carotta beroept zich bijvoorbeeld op Prof. Ethelbert Stauffer, een bekende Duitse theoloog, wiens zoon in de documentaire een tekst van zijn vader voorleest. In de film zie je hem verder in gesprek met Prof. Francisco Rodriguez Pascual, antropoloog van de Pontificia Universiteit van Salamanca, als ook met Prof. Antonio Piñero, theoloog en hoogleraar Nieuwtestamentische Filologie van de Complutense Universiteit van Madrid. Geen spoor te vinden van minachting voor de officiële geleerden (en dat vice versa). Maar in de ogen van Van Hooff moet het een poging zijn om steun te krijgen. Je ziet Carotta als een onderzoeker die zijn waarnemingen aan andere geleerden duidelijk maakt, ze in vaktijdschriften publiceert (Quaderni di Storia, uitgegeven door Prof. Luciano Canfora, Caesar-biograaf), sommigen zijn het met hem eens, anderen geven kritiek. Wat is daar nou "pseudo-wetenschappelijk" aan?

Een en ander werpt wel een interessant licht op Van Hooffs eigen pseudo-wetenschappelijke houding. Hoe Carotta het namelijk ook doet, hij doet het fout. Bereikt hij resultaten met zijn onderzoek, die niet zonder meer aan de communis opinio beantwoorden, dan is dat ipso facto een bewijs voor pseudo-wetenschap. Vraagt hij vakmensen om hun oordeel, dan is dat ook pseudo-wetenschap, omdat hij naar steun zoekt, en dat is typisch iets voor pseudo-wetenschappers. Als hij aanhang krijgt en wel van "eerzame" bekende academici, archeologen, linguïsten, epigrafici, historici, rechtsfilosofen, cultuurhistorici, experimenteel psychologen, antropologen, theologen, juristen etc. dan zijn ze allemaal daarom ongeloofwaardig, omdat ze geloofwaardig zijn.
"Maar een echte wetenschapper beseft de grenzen van zijn weten. Zodra hij op een ander vakgebied dreigt te komen, raadpleegt hij spoorslags een deskundige collega."
Als Carotta echter hetzelfde doet, is dat nou net het bewijs voor pseudo-wetenschap. Echte wetenschappers mogen en moeten collega's consulteren, pseudo-wetenschappers niet. Dus daaraan herken je ze: de wetenschappers, als ze collega's consulteren, en pseudo-wetenschappers, als ze collega's consulteren!
Wat Van Hooff kennelijk niet weet, is dat het begrip "pseudo-wetenschap" wetenschappelijk helder gedefinieerd is en op theorieën slaat die zich volgens Popper niet laten verifiëren of falsificeren. Dat mag het geval zijn voor enkele of misschien alle pseudo-wetenschappers die hij in zijn inleiding noemt – wat leest hij eigenlijk? – en het gaat voor hem zelf zeker op, aangezien de manier waarop hij het verwijt van pseudo-wetenschap opplakt zich niet laat verifiëren, laat staan falsificeren. En op Carotta kan het sowieso niet slaan, omdat zijn werk in wezen uit een synopsis bestaat, een parallelstelling van de Caesarbronnen met het evangelie van Marcus, en daarmee niet veel anders is dan de bekende parallelstellingen en vergelijkingen die men van oudsher op de verschillende synoptische evangeliën toepast. Dat betekent dat het verwijt van pseudo-wetenschap zelfs dan nergens op slaat, als alle door Carotta opgestelde parallellen onzin zouden zijn, aangezien hij ze juist zo opgesteld heeft dat iedereen ze kan nakijken en ze zich dus laten falsificeren. Ergo: het begrip pseudo-wetenschap wordt door de auteur van het artikel improprie, i.e. onwetenschappelijk gebruikt en wel gewoon agressief als een belediging, met als doel mensen belachelijk te maken en onderuit te halen, zowel Carotta zelf als ook al diegenen die zich positief over hem uitgelaten hebben of zouden willen uitlaten. Dat een zogenaamd "academisch" tijdschrift dat toelaat, stemt tot nadenken.

Dan kijkt Van Hooff naar het omslag van het boek. Let wel: hij is nog maar bij het omslag. Hij heeft tot nu toe de titel en de flapteksten gezien. Hij zal nu toch wel naar de inhoud gaan, hoopt de lezer, maar nee hoor: hij kijkt naar het omslagplaatje. Dat vindt hij niet leuk, want Carotta zou daarin de lijdende Caesar hebben gezien. Goed – afgezien van het feit, dat de omslagen door de uitgevers worden geconcipieerd (wie weet dat niet) die hun eigen grafische afdeling daartoe opdracht geven, iets wat vaak aan de auteur voorbijgaat, en dat het daarom gevaarlijk is te veronderstellen dat Carotta meegewerkt zou hebben aan het omslag van de Nederlandse vertaling (wat zou Van Hooff wel niet voor fantasieën krijgen, als hij het omslag van de tweede Duitse uitgave ziet?) – als hij het boek zou hebben opengeslagen, dan zou hem misschien zijn opgevallen, dat Carotta de "lijdende Caesar" niet in de kop van het omslag, afkomstig uit het Vaticaan, ziet, maar in de Torlonia-kop. Bovendien zou hij dan daar gelezen hebben dat dat niet zijn eigen zienswijze is maar die van Prof. Erika Simon, die dat overigens al in 1959 had opgeschreven, dus in een tijd dat ze nog niet bejaard was. Maar goed, Van Hooff zal dan wel weer beweren dat ze toentertijd te jong was!

Dat Marcus Antonius een wassen beeld van het verminkte lijk van Caesar, met bloed uit alle steekwonden, aan het volk heeft laten zien, is in de bronnen onweerlegbaar aangetoond, maar volgens Van Hooff zou er nooit een beeld van de "lijdende Caesar" geweest zijn. Dat interesseert hem ook verder niet, want hij vertelt ons dat er in de christelijke iconografie van het eerste millennium evenmin een "lijdende Jezus" geweest is. (Dat heeft hij trouwens van Carotta die juist dit in zijn boek bespreekt.) Dat wil zeggen dat hij hem ook op dit punt niet heeft gelezen en hij levert kritiek op iets dat hij zelf bij het bekijken van het omslag erbij heeft gefantaseerd. Als hij het had nagelezen of in elk geval de film had gezien, dan had hij geweten dat er niet alleen een marmeren christelijke iconografie bestaat – de enige die de eeuwen heeft kunnen doorstaan – maar ook een van hout en was, dat wil zeggen de figuren die tijdens de processies van de Goede Week worden meegevoerd, vergankelijke figuren, die bijv. wegens houtworm steeds weer vernieuwd moesten worden, terwijl men de oude verbrandde. Het is gevaarlijk om dan te beweren dat de liturgie en de tradities van Goede Vrijdag niet oud zouden zijn!

Dan komt Van Hooff zo ver dat hij de bijzetting van Caesar gaat bespreken. Als inleiding citeert hij Shakespeare's Julius Caesar, dus literaire fictie. "For Brutus is an honourable man" vindt hij een belangrijke zin, want onze criticus is een Brutus-adept. (Ik raad de weifelende lezer aan de betekenis van brutus in het Latijnse woordenboek op te zoeken.) Deze vermenging van fictie en geschiedenis is eigenlijk typisch voor de pseudo-wetenschapper…maar passons. Nadat hij eerst steeds weer ontkende dat er überhaupt een wassen beeld van Caesars verminkte lijk getoond en boven de lijkbaar opgeheven was, geeft hij het nu toch toe. Ja, maar dat is wel met behulp van een mêchanê gebeurd, "de bronnen spreken niet van een kruis", beweert hij tegen beter weten in. Jammer voor hem dat de bronnen toch echt van een kruis spreken, namelijk van een tropaeum – daar waar bij Appianus van een mêchanê sprake is, staat in de parallelle tekst van Suetonius tropaeum dat door het met bloed bevlekte kleed van Caesar bedekt was. Nu weten we van munten van Caesar hoe een tropaeum er in zijn tijd uitzag, namelijk als een kruis. Caesar werd ook bijgezet in de tijd van Caesar en niet in die van Pim Fortuyn. Het is anachronistisch en flauwekul om uit de gebeurtenissen bij de begrafenis van een moderne politicus conclusies te trekken over dat wat zich bij de begrafenis van Caesar heeft afgespeeld. Als je zo nodig vergelijken wilt, neem dan de begrafenis van P. Clodius Pulcher! Maar ja, omdat die niet in Dan Browns, Velikowski's en Von Dänikens boeken voorkomt of in de andere lectuur die Van Hooff leest – zoals hij elders schrijft hoort Asterix daar ook bij - weet hij daar natuurlijk niets van!

Vervolgens veronderstelt Van Hooff dat de verering van Caesar door zijn veteranen pas na het jaar 68 na Christus, d.w.z. pas na de dood van Nero begonnen kan zijn. Dat is absolute onzin, aangezien de Caesarverering direct na zijn dood begon, ja zelfs tijdens zijn leven al, oftewel in het jaar 44 voor Chr., misschien nog wel eerder. Toen Nero stierf, bestond de Divus Iulus cultus dus al meer dan een eeuw!

Dan verwisselt Van Hooff de stad Caesarea met de caesarea, meervoud van caesareum, zoals de tempels van Caesar heetten. Alsjemenou! Als je een bewijs nodig had voor zijn totale onkunde en geestelijke verwarring, dan is dit eigenlijk al genoeg.

Daarna gebruikt hij het argument dat het onmogelijk is dat de historische Jezus Caesar zou zijn geweest, omdat men dat anders al veel eerder bemerkt zou hebben. Bravo! Dat was ook de argumentatie van de kerkprelaten tegen Galileo Galilei, net als die van de creationisten heden ten dage tegen Charles Darwin: als het zo zou zijn dat de aarde om de zon draait of dat de mens van de apen afstamt, dan had het wel in de bijbel gestaan! Een geweldig argument! Om deze kritiek te voorkomen probeert Van Hooff ons te laten geloven dat iemand beweerd zou hebben dat de apen van de mensen afstammen. Wie dan? Darwin zeker niet! Dat ook Van Hooff van mensen afstamt, heeft niemand aan de orde gesteld.
Uiteindelijk moet hij echter toegeven dat Carotta honderden argumenten aanvoert. Dat maakt de zaak nog erger! "Want een overvloed aan argumenten is typisch voor pseudowetenschap."
Dat is weer typisch de pseudo-wetenschappelijke houding van Van Hooff: als je geen argumenten hebt, ben je een pseudo-wetenschapper, heb je er veel, dan ben je helemaal een pseudo-wetenschapper – zie boven.

Daarop volgt het pseudo-mathematische argument: "en leerden we al niet op de lagere school dat duizend keer nul ook nul is?" Nu weten we eindelijk waarom Van Hooff van de universiteit verdwenen is en bij de "lagere school" is beland: om dit te mogen onderwijzen. Jammer dat er bij de vergelijking van karakteriserende eigenschappen een heel andere wet geldt, die in het volgende raadseltje aanschouwelijk wordt: "Kind" vraagt grootvader, "het heeft vier poten als een hond, het blaft als een hond en het kwispelt als een hond… wat is het?" "Een hond!" antwoordt het kind. Nou geldt omgekeerd ook dat bepaalde karakteriserende eigenschappen onjuist kunnen zijn. Van de volgende vier zinnen bijvoorbeeld – alle vogels fluiten; alle vogels kunnen vliegen; alle vogels bouwen nesten; alle vogels hebben veren – klopt er echter maar één, de andere drie niet. (De lezer moet Van Hooff maar het antwoord vragen, want die weet echt alles). Dat wil zeggen dat je typische, karakteriserende eigenschappen moet vergelijken en die zijn ook dan beslissend, als andere fout blijken.

Nu presenteert Van Hooff ons een lijst van argumenten, die door de "Carottisten" kennelijk als de sterkste worden gezien. Let wel: hij leest nog steeds het boek niet, hij brengt alleen naar voren wat aan de deur wordt verkocht. Geen enkel argument hiervan wordt door Carotta als beslissend beschouwd. Eén ervan is niet eens door Carotta geproduceerd – JC = JC – maar door de "anti-Carottisten". Van Hooff zal het nauwelijks kunnen geloven, maar dat Christos met een chi en niet met een C wordt geschreven, heeft zelfs Carotta opgemerkt. Wie het niet hebben opgemerkt zijn de vriendjes van Van Hooff.

En dan werpt hij zich als tekstcriticus op – hoe komt hij aan die kwalificatie? Je mag je nu toch wel afvragen hoe de acrobaat gaat landen – en beweert dat Pilatus niet van Lepidus kan komen en ook enipsa niet van enikhsa, omdat de evangelisten anders aan dyslexie geleden zouden hebben (wat voor hem natuurlijk niet geldt). Wel, als er iets is wat alle tekstcritici kennen dan is dat juist het verschijnsel van kopieer- en dicteerfouten. Een lijst van typische leesfouten in de handschriften van het Marcusevangelie kun je bijvoorbeeld bij Couchoud vinden (L'Évangile de Marc a-t-il été écrit en latin?, 1926). Hier volgen er slechts een paar, bijvoorbeeld in het Latijn:

ACCIPIETIS gelezen als ACCEPISTI; ADPROPINQVARET als ADPROPINQVANT; TENENS als TENDENS; CVSTODIEBANT als CRVCIFΙGEBANT; ACCENDITVR als ACCEDIT; COEPIT als COIECIT; NEMINIDIXERIS als NEINTROIERIS; INIVRIAM als INVIDIAM; PERCVTIEBANT als PERCIPIEBANT; GRABATTO als QVADRATO; DISSVPAVIT als DISTVRBAVIT; HAEC als FECIT …

en in het Grieks:

ANEΠEIΣAN gelezen als ANEΣΕΙΣAN; ΕΝΑΓΚΑΛΙΣΑΜΕΝΟΣ als ΠPOΣKAΛEΣAMENΟΣ; ΠPOΣXΕΡΟNTES als ΠPΟΣΤPEXONTES; ΘEΛETE als ΛEΓETΕ; AMA als AΛΛA; ΠΟΛΛA als ΠΛOIΑ; ETΥΠTON als ΕNΥΠTON; ΛAΛΕΙΝ als EΛAΛEΙ, KAI ΘΡAΥΣAΣA als ΣΥNTΡIΨAΣA …

etc. Dit zijn slechts een paar voorbeelden uit afzonderlijke manuscripten! Als je in het licht hiervan wilt beweren dat dezelfde kopiist niet in Lepidus Pilatus noch in ENIKHSA ENIPSA had kunnen lezen, ben je absoluut een buitenstaander. Dat kan alleen een onbenul beweren!

Dan haalt Van Hooff weer zijn Tacitus-argument uit de kast, waarmee hij zich zes jaar geleden al geblameerd heeft, toen hij veronderstelde dat Carotta de Tacitus-passage verzwegen had – terwijl Carotta die juist uitvoerig had beschreven – en waarmee hij bewees dat hij het boek niet had gelezen en slechts in het wilde weg polemiseerde. Nu heeft hij eindelijk gezien dat Carotta die passage behandeld heeft. We zullen zien wat hem na zes jaar denkwerk is ingevallen:

Tacitus zou geschreven hebben dat het woord Chrestiani van Christus komt. Welnu, van Christus kan hoe dan ook alleen maar Christiani komen, chrestiani echter alleen van chrestus. Dat chrestiani van Christus komt, met verwisseling van in de uitspraak gelijkende woorden, zou je met zekerheid alleen dan kunnen veronderstellen, als het woord chrestus niet zou bestaan. In het Grieks bestaat echter zo'n woord, en bovendien een heel gewoon woord, dat je bijvoorbeeld op veel kerkhoven leest: chrestus, de "Goede", de "zalige overledene". Verder kan dit woord in het Latijn echter als een graecisme ook van chrestes komen, met name in de ablativus, de naamval waarin het woord bij Suetonius voorkomt: chresto met de betekenis: speculant en woekeraar. In het stadjargon van Rome bestaat tegenwoordig nog de uitdrukking: far la cresta – speculeren, extreem de prijs opdrijven. En ja hoor, de passage krijgt bij Tacitus alleen maar betekenis, als je het woord chrestiani als speculanten opvat, aangezien dat verklaart waarom Nero hen bestrafte: het waren de bouwspeculanten die het volk verantwoordelijk stelde voor de brand van Rome en die ervan beschuldigd werden dat ze zich wilden verrijken in het zog van de nieuwbouwprojecten. De verklaring van Carotta is gebaseerd op de meerderheid van de tekstcritici (en ondersteunt hen tegelijk), die niet beweren dat de hele passage een interpolatie is, maar alleen dat gedeelte dat het karakter van een glosse in zich heeft.

Om deze duidelijke en eenvoudige verklaring te ontkrachten – zijn naam staat immers op het spel: hij heeft zich blindelings vastgepind, dus moet hij nu koste wat kost gelijk krijgen – wil Van Hooff ons wijsmaken, dat de uitgang -iani in het Latijn altijd alleen maar de "aanhangers van iemand" kan betekenen en voert hij als voorbeeld aan Mariani, Pompeiani en Caesariani. Deze keer heeft hij zijn zelfontdekte begrip "Sulliani" weggelaten, hetgeen hem natuurlijk de kritiek bespaart dat de uitgang niet -iani is maar -ani en dat de -i- in Mariani en Pompeiani niet tot de uitgang behoort, maar tot de woordstam: Mari-us, Pompei-us. Caesariani wordt dan analoog gevormd, waarschijnlijk vanwege de -i- in de genitivus: Caesaris. Maar bij Sulla is dat niet zo, daar is het Sullani en niet Sulliani, een creatie van Van Hooff. Wat wil dat nou zeggen, in logisch verband? Dat het woord Christiani, laat staan chrestiani, niet eens primair van Christus kan komen, want dan zou de naam logisch gezien Christius moeten zijn. Dat wil zeggen dat het woord Christiani later in een secundaire fase gevormd moet zijn, en wel naar het voorbeeld van Caesariani, zoals ook het geval is met Herodiani.

Hoe dan ook, dat de chrestiani van Tacitus niet van "chrestes – speculant, woekeraar" kan komen, maar van een hypothetische Chrestus moet komen (die men dan graag met Christus zou willen identificeren) zou je alleen kunnen volhouden, als alle -ani resp. -iani in het Latijn "aanhangers van iemand" zouden betekenen. Dat is wel vaak het geval, maar is het altijd zo? Kunnen de praetoriani als de aanhangers van ene meneer Praetor betiteld worden of zijn ze de lijfwacht van de praetor, van de Imperator? En wiens aanhangers zijn dan de tertiani? Van ene Tertius? Of zijn het eerder de soldaten van het derde legioen, of misschien mensen die aan de ziekte van de driedaagse wisselkoorts lijden? En de Troiani en de Asiani? Zijn dat soms de aanhangers van ene Troius of ene Asius, of gewoon burgers van Troia, resp. legioensoldaten uit Asia? En zijn de prasiniani resp. de venetiani de aanhangers van een niet bestaande Prasinius resp. Venetius of, zoals bekend, de supporters in het circus van de partij van de Groenen (Gr. prasinoi) resp. de Blauwen (Gr. benetoi)? Daarom is het een simpele denkfout om a priori uit te sluiten dat de chrestiani op dezelfde wijze als tertiani zijn gevormd of, zoals het geval is bij prasiniani of venetiani, een graecisme in het Latijn kunnen vormen. Om die reden blijft het een vrome wens dat de chrestiani in de Tacitus-tekst "christenen" zouden zijn. (Overigens ook een domme wens, omdat de christenen dan het odium meekrijgen de brand van Rome aangestoken te hebben. Hoe weten we namelijk of Nero's verdenking niet een gegronde reden had? Alleen in het geval dat Nero bouwspeculanten en geen christenen, dus geen christiani maar chrestiani, bestraft had, zijn de christenen met zekerheid vrij van schuld. Maar misschien klampt de belijdende atheïst Anton van Hooff zich juist daarom aan deze Nero-fabel vast, om de christenen gewoon verdacht te kunnen blijven maken?)
Overigens heeft de kritiek van deze Tacitus-passage in de structuur van Carotta's onderzoekingen slechts zijdelings enige betekenis. Aan het eind van dat hoofdstukje schrijft hij: «Goed, deel je deze kritiek op de passages bij Tacitus en Suetonius, dan vind je in de geschiedschrijving voor de tijd van vóór de Joodse Oorlog geen Jezus, noch Christus, noch christenen; deel je de kritiek niet, dan kun je objectief stellen dat Griekse citaten ontbreken, terwijl onloochenbare Latijnse getuigenissen pas uit de tweede eeuw stammen en alleen chrestiani of christiani betreffen, resp. Chrestos. Van de naam Jezus geen spoor.»
Dit maakt ook duidelijk dat de even verbeten als lege argumentatie van Van Hooff met de Tacitus-passage alleen ten doel heeft te verhullen dat hij niet gezien had dat Carotta de passage behandelt, dat hij kritiek leverde zonder gelezen te hebben. Daar gaat het om: om de pijnlijke poging de reputatie te redden van iemand die in zijn hemd staat!

"De pseudowetenschapper is steeds een buitenstaander". Hier kan men Van Hooffs paralogica bewonderen. Hij concludeert daaruit dat elke buitenstaander een pseudo-wetenschapper is. Nu weten we niet alleen in het geval van Schliemann dat dit niet klopt, maar juist ook bij de hulpwetenschappen van de archeologie. Het Minoïsche Lineair B werd door de Engelse architect Michael Ventris ontcijferd, juist omdat hij een buitenstaander was: hij maakte gebruik van de militaire decoderingsmethodes, die hij bij de Royal Air Force geleerd had. Alleen dwazen zetten vraagtekens bij de ontcijfering van het Lineair B met het argument dat hij een buitenstaander zou zijn! De vakspecialist Sir Arthur Evans had gefaald en het grootste probleem bij de ontcijfering was de eigen theorie van Evans, die hoe dan ook niet wilde accepteren dat de taal van het Lineair B Grieks was.

Nu is Carotta primair een civiel ingenieur en linguïst, die naar het schijnt methodes gebruikt die hij als ondernemer in de informaticawereld leerde kennen. Het grootste probleem bij de acceptatie van zijn ontdekking is juist daarin gelegen dat zelfbenoemde pseudo-vakspecialisten à la Van Hooff – hij is noch linguïst, noch filoloog, noch archeoloog, noch theoloog, maar een leek in alle betrokken vakken, en heeft op zijn eigen vakgebied, geschiedenis, nooit iets intelligents gepubliceerd, omdat hij zijn tijd en hersens kennelijk aan Dan Brown, Velikovsky en Von Däniken & Co. verspilt en overal voor Obelix moet spelen – hoe dan ook niet willen inzien dat het Marcusevangelie op een Latijnse bron teruggaat (verg. o.a. Couchoud) en dat de historische Jezus tot nu toe niet gelokaliseerd is.

Dankzij Carotta weten we nu beter en als dat ene Van Hooff niet bevalt, maakt dat de zaak alleen maar geloofwaardiger.


Fulvius de Boer

Thomas zei

Moderator, zou u Fulvius de Boers bijdrage, gepost door anoniem op 18 april 2008 7:29, samen met deze post kunnen weghalen? Ze zijn na het posten van Fulvius de Boers verbeterde bijdrage door Thomas op 23 april 2008 11:49 overbodig geworden.
Bij voorbaat dank.

Anoniem zei

Laat maar staan, moderator. Het geeft een aardig inkijkje in de ware identiteit van Thomas, Fulvius de Boer en de eerdere anonimus (allemaal Tommie Hendriks). Als je de IPadressen kunt zien, vergelijk ze dan met wat je kunt lezen in deze blog:http://www.volkskrantblog.nl/bericht/164375, vooral in de bijdrage van Maria van 22-04-2008 23:21
Bernard

Anoniem zei

PS:
Ik zie dat Xantippe alleen Jan van Frieslands brief plaatst en niet die van Van Hoof. Ik zou dus ook X's IPadres maar eens vergelijken.
Bernard

Anoniem zei

Voor een vervolg op deze affaire, zie: http://www.volkskrantblog.nl/bericht/198112
Voor een recensie van Het Evangelie van Caesar van Jan van Friesland, zie: http://www.passagenproject.com/leeuwarden3.html
Bernard

Anoniem zei

Een zeer interessant filmpje over Caesar:

http://www.youtube.com/watch?v=jG2y3ool6QM