Van de vele prominente overledenen die 2016 reeds telt (het zijn er dit jaar uitzonderlijk veel, of lijkt dat maar zo?) greep de dood van Jules Schelvis mij bijzonder aan. Hij stierf 3 april jongstleden op 95-jarige leeftijd. De laatste jaren zag ik hem regelmatig op tv, met zijn lieve, wijze hoofd, kromme gestalte en broze stemgeluid.
Onvermoeibaar bleef Schelvis het verhaal van de holocaust vertellen, memoreren, overdragen op de volgende generaties. Er reed een trein naar Sobibor (2012) was een groot succes, hij las het op veel plaatsen voor, begeleid door het Nationaal Symfonisch Kamerorkest, ook in Berlijn en Lublin. In 2015 registreerde de NOS het laatste optreden van Schelvis, in de Westerkerk te Amsterdam.
Schelvis verloor zijn echtgenote Rachel en zijn schoonouders in Sobibor. Doordat hij zich opgaf om elders te werk gesteld te worden was hij de enige overlevende van de in totaal 3006 gedeporteerden van het transport dat op 1 juni 1943 vanuit Westerbork in het vernietigingskamp aankwam. Na nog eens zes kampen te hebben overleefd werd Schelvis in april 1945 door de Fransen bevrijd. Pas na zijn pensionering was hij in staat zijn ervaringen op schrift te stellen.
Een ontmoeting in 1981 in Australië met Chaskiel Menche, een overlevende van de opstand in 1943 die was opgeroepen om te getuigen tegen de SS'er Karl Frenzel, commandant te Sobibor, vormde het keerpunt. Schelvis werd als Nebenkläger bij het proces betrokken, waardoor hij toegang kreeg tot alle documenten. De laatste 35 jaar van zijn leven zou hij zich vervolgens bezighouden met onderzoek naar Sobibor.
De genoemde opstand brak uit op 14 oktober 1943, vandaag precies 73 jaar geleden. Onder leiding van de krijgsgevangen Russische generaal Alexander Petsjerski smeedden enkele gevangenen een ontsnappingsplan. Met messen en bijlen wisten zij SS'ers en bewakers te doden. Een groot aantal gevangenen kon zo vluchten, 53 zouden het er levend afbrengen.
Een bijzonder aspect van Sobibor was dat het bestierd werd door relatief weinig SS'ers, hoogstens tien tot vijftien tegelijk. Zij werden geassisteerd door zogenaamde 'Trawniki': krijgsgevangen Sovjets, veelal Oekraïners, die na een training in het Poolse dorp Trawniki in de vernietigingskampen als bewakers aan de slag gingen. In zijn grondige en gezaghebbende studie Vernietigingskamp Sobibor (1993, vijfde herziene druk 2004) schrijft Schelvis over hen (p. 54):
'De Oekraïeners waren in het algemeen over-ijverige en fanatieke bewakers. Ze gebruikten, zonder verdere bevelen af te wachten, hun zwepen en de kolven van hun geweer om de naakte joden van de uitkleedplaats naar de gaskamers te jagen. Ze hadden in feite een actief aandeel in het vernietigingsproces. In de ogen van de Arbeitshäftlingen, die hen met Herr Posten moesten aanspreken, waren ze gevaarlijker dan SS'ers. Dat kwam door hun afhankelijke positie en omdat ze uitvoerders waren van bevelen om joden te mishandelen. Ze wilden daarbij tonen dat ze minstens zo hardvochtig waren als hun meesters.'
De bekendste van deze Oekraïners is ongetwijfeld John Demjanjuk, geboren Iwan Demjanjuk. Hij kwam overigens ter wereld op 3 april, de sterfdag van Jules Schelvis, een wat wrede coïncidentie. Het grote Demjanjuk-proces van 2010-2011 in München zal velen nog wel helder voor de geest staan. Schelvis trad er wederom op als Nebenkläger. Hij verzocht de rechtbank Demjanjuk schuldig te verklaren maar hem geen gevangenisstraf op te leggen, uit respect voor zijn - Schelvis' - humanistische ouders. Dat gebeurde ook: rechter Ralph Alt achtte Demjanjuk schuldig, veroordeelde hem tot vijf jaar maar bepaalde tevens dat hij na twee jaar voorarrest niet langer de cel in hoefde.
Demjanjuk had al eerder terechtgestaan. In 1988 werd hij in Israël vervolgd omdat hij de beruchte beul van Treblinka zou zijn geweest die 'Iwan de Verschrikkelijke' genoemd werd. Hij werd ter dood veroordeeld, maar toen bleek dat deze Iwan de Verschrikkelijke in feite ene Iwan Marchenko was, werd hij door het Hooggerechtshof vrijgesproken. De Israëlische en Amerikaanse diensten hadden een kwalijke rol gespeeld door deze informatie aanvankelijk achter te houden.
Demjanjuks aanwezigheid en medeplichtigheid aan meervoudige moord in Sobibor kon dus wel aangetoond worden. Rob Fransman, een nabestaande die net als Schelvis in München als Nebenkläger mocht spreken, noemt het vonnis in zijn reportageboek Het Demjanjuk-proces (2011) 'meesterlijk' (p. 182): 'Hij is schuldig verklaard, hij is veroordeeld, daar gaat het om. [...] Hoe de straf wordt uitgevoerd gaat ons niets aan. Door Demjanjuk te veroordelen, voldeed de rechtbank aan onze roep om recht. En door hem vrij te laten toonde datzelfde hof haar humaniteit die deze maatschappij gelukkig af en toe wel bezit.' Demjanjuk overleed in 2012 in een bejaardentehuis.
Dat hele Demjanjuk/Marchenko-verhaal blijft toch een intrigerende zaak. Wie zich verdiept in de kwestie stuit op enkele vreemde gegevens. Want wat vulde Demjanjuk in 1951 bij zijn visumaanvraag voor de VS in het vakje 'Maiden Name of Mother' in? 'Marchenko'. Dat is op zich al bijzonder curieus, zeker als dan blijkt dat de meisjesnaam van zijn moeder feitelijk 'Tabachuk' luidde. Volgens zijn advocaat kon Demjankuk zich de naam niet meer herinneren en vulde hij 'a common Ukrainian name' in.
Of de naam Marchenko inderdaad een veelvoorkomende naam was weet ik niet, maar is het niet bijzonder eigenaardig dat een man die in 1988 voor Iwan de Verschrikkelijke wordt gehouden maar niet die persoon kan zijn omdat Iwan de Verschrikkelijke niet Demjanjuk maar Marchenko zou hebben geheten, in 1951 op een formulier over de meisjesnaam van zijn moeder heeft gelogen en daarbij uitgerekend de naam Marchenko blijkt te hebben ingevuld?
Daar komt nog bij dat het niet geheel zeker is dat 'Iwan de Verschrikkelijke' inderdaad alleen maar in Treblinka werkte. Dit schrijft Schelvis namelijk (p. 54-56): 'De rechters in Hagen hebben in 1983 een vergeefse poging gedaan hem [Demjanjuk] nog tijdens het Sobiborproces te verhoren, omdat Bauer in 1962 getuigde, dat bij de gaskamers in Sobibor een Oekraïner met de voornaam Iwan, genaamd de Verschrikkelijke, dienst heeft gedaan.'
Uit deze verklaring van Erich Bauer, een SS-man die na de oorlog op een rommelmarkt in Kreuzberg herkend werd door overlevende Samuel Lerer, blijkt dat er óók in Sobibor iemand moet hebben gediend die 'Iwan de Verschrikkelijke' werd genoemd. Dat zou betekenen dat er zowel in Treblinka als in Sobibor een bewaker met die bijnaam is geweest, maar dat zouden dan twee verschillende personen zijn geweest?
Enfin, dit zijn ook maar vragen van een belangstellende, we moeten er maar van uitgaan dat degenen die zich jarenlang met de rechtsvervolging hebben beziggehouden dit alles uitentreuren onderzocht hebben en er ook niet uit zijn gekomen. Over de 'echte' Iwan Marchenko is trouwens niet zoveel bekend. Hij zou voor het laatst gezien zijn in 1944 in Joegoslavië. Mogelijk is hij gesneuveld, mogelijk heeft hij nog jarenlang geleefd.
In de documentaire Zolang wij leven... waarin Rob Fransman en zijn kleindochter Noa gevolgd worden terwijl zij Sobibor bezoeken, zegt Fransman dat hij blij is dat zij daar nog kunnen zijn. De joden zijn er nog, de nazi's zijn weg. De titel verwijst naar een Nederlands zinnetje dat in de liberale joodse traditie voorafgaand aan het het kaddisj-gebed wordt uitgesproken: 'Zolang wij leven, zullen zij leven.'
De hierboven gememoreerde Samuel Lerer overleed eveneens dit jaar, op 3 maart op 93-jarige leeftijd. En onlangs, op 6 augustus, stierf ook Philip Bialowitz, op 90-jarige leeftijd. Bialowitz speelde een belangrijke rol in de opstand, hij moest de eerste SS'ers in een hinderlaag lokken. Een van de leiders van de opstand had gezegd: als je het overleeft, leg dan getuigenis af, vertel de wereld van deze plek. Dat heeft Bialowitz gedaan, net als Schelvis. Ze zijn er nu niet meer, en het is nu aan ons om hen en wat zij vertegenwoordigden te blijven gedenken: zo lang wij leven, blijven zij leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten