woensdag 20 april 2016

Columbine en de tijd

Op 20 april 1999, vandaag alweer 17 jaar geleden, vond in Amerika het beruchte bloedbad op de Columbine High School plaats. Eric Harris (18) en Dylan Klebold (17) schoten op hun middelbare school twaalf medeleerlingen en een docent dood, verwondden er nog eens 24 en pleegden uiteindelijk zelfmoord. Ze hadden hun daad ongeveer een jaar op voorhand al gepland. Eigenlijk had het bloedbad nog vele malen groter moeten zijn; ze wilden de hele school opblazen, maar van de vele bommen die ze hadden gefabriceerd gingen er maar een paar af, met minimaal effect.
   Met Pearl Harbour, de moord op Kennedy en 9/11 behoort 'Columbine' tot de collectieve trauma's van de Verenigde Staten van Amerika - met als grote verschil dat hier twee op het oog doodnormale jongens hun verbijsterende aanslag konden plegen. Goede leerlingen, uit harmonieuze gezinnen, in een slaperig voorstadje van Denver. Het hoe en waarom van deze slachting heeft velen, inclusief schrijver dezes, zelf middelbare scholier toen het gebeurde, dan ook mateloos gefascineerd.
   Columbine is exhaustief en voorbeeldig beschreven door Tim Krabbé, in zijn lijvige studie Wij zijn maar wij zijn niet geschift (2012). Bij verschijning in 2012 leek het het essentiële boek over Columbine, het werd positief gerecenseerd en een vertaling zou een kwestie van tijd zijn. Die vertaling is er echter nooit gekomen, wat hoogst bevreemdend is. Hebben de Amerikanen misschien geen belangstelling voor een boek dat te veel mythes ontrafelt, hele leugens en halve waarheden ontmaskert? Bestsellers over de moorden daar zijn met name boeken van nabestaanden die de tragische dood van hun kind tot een instrument voor evangelische zendingsdrang hebben gemaakt. Dat geeft te denken.
   Vrij van pathetiek en zonder belerend te zijn geeft Krabbé in Wij zijn maar wij zijn niet geschift een reconstructie van de schietpartij en van de jaren voorafgaand aan 20 april 1999. Aan de hand van duizenden pagina's politieverslagen, persoonlijke documenten van de daders en andere bronnen werkt Krabbé omstandig maar nauwgezet toe naar die fatale dag, en toont hij zo wie Eric en Dylan waren, hoe zij leefden, wat zij schreven in hun dagboeken, in schoolwerkstukken en op internet, en hoe er over hen gedacht werd. Hij toont, met nadruk, hij wil niets aantonen - de conclusies laat hij aan de lezer over.
   De bekende 'redenen' en 'oorzaken' worden allemaal onderuitgehaald. Ze zouden gepest zijn. Ze zouden geïnspireerd zijn door gewelddadige videogames. Ze zouden de ochtend voor de moorden eerst nog zijn gaan bowlen. Eric en Dylan wilden naar eigen zeggen wraak nemen op de jocks, de populaire jongens en meisjes van de school die alle aandacht naar zich toe trokken en neerkeken op alternatievelingen zoals zij. Maar dat was het oppervlaktemotief, de haat lag dieper, tegen de 'moraal' van de samenleving, tegen het menselijk bestaan in het algemeen. Veeleer dan games waren lugubere films, met name Natural Born Killers van Stone en Tarantino, hun inspiratiebron; veelvuldig hebben ze het over 'to go NBK'. En ze waren juist níet gaan bowlen, dat fabeltje is de wereld in geholpen door Michael Moores Bowling for Columbine, 'een geestige maar valse film'.
   Na zijn minutieuze, feitelijke en zakelijke reconstructie komt Krabbé toch nog met een interpretatie. Eric was niet, zoals de gangbare visie wil, het meesterbrein dat zijn boezemvriend Dylan in zijn ziekelijke fantasie meesleepte, de twee stuwden elkaar op tot er geen weg terug meer was. Ze waren ieder op hun beurt tot op zekere hoogte gestoord, gefascineerd door pervers geweld, gekweld door gewelddadige fantasieën. Maar pas samen vormden ze een giftige verbinding, een dodelijke combinatie. Eric wilde een massamoord plegen en was bereid daarbij zelf te sterven, Dylan wilde dood en was bereid daarvoor een massamoord te begaan.
   Hoe overtuigend ook, je kunt je toch niet helemaal aan de indruk onttrekken dat Krabbé de literator in zichzelf niet helemaal heeft kunnen neutraliseren. Het romaneske element is onmiskenbaar in zijn interpretatie aanwezig. Het is en blijft dan ook een interpretatie, weliswaar een degelijk onderbouwde en bovendien een aanlokkelijke interpretatie, maar een gebeurtenis als Columbine kan, paradoxaal genoeg, uiteindelijk alleen 'begrepen' worden met verdiscontering van het onbegrijpelijke.
   Eric en Dylan waren raar maar geen psychopaten in de klassieke zin des woords - niet geschift -, in vele opzichten waren ze typische pubers. Emotionele stuiterballen, euforisch het ene moment, diep neerslachtig het volgende, hevig kampend met al die intense en verwarrende emoties - zoals alle pubers. En ze waren gefascineerd door geweld, door de verheerlijking van geweld in de populaire cultuur van hun tijd, ze genoten van dood en verderf in films en games - zoals, laten we eerlijk zijn, velen van ons, de pubers die wij tegelijk met hen waren daar eind jaren negentig. Ze fantaseerden over geweld, over wraak, over moord en zelfmoord - zoals, nog steeds, velen. En goed, ze konden gemakkelijk aan wapens komen daar in de VS. Maar de stap van fantasie naar concrete planning en voorbereiding, en veel meer nog, de stap van een concreet plan naar de daadwerkelijke volvoering ervan, tot de uiterste consequentie, daar raken we ze onherroepelijk kwijt.
   Columbine. Het is alweer zo lang geleden, inmiddels bijna langer dan Eric en Dylan geleefd hebben. Ze wilden een daad plegen die het hele land zou schokken. Tweeënhalf jaar later, op 11 september 2001 - Dylan zou uitgerekend die dag 20 jaar zijn geworden -, boorden zich de vliegtuigen in de Twin Towers en het Pentagon en was niet alleen het land maar de hele wereld in shock, en was er definitief een nieuw tijdperk aangebroken. Ze hebben het nooit geweten. Twee moeilijke jongens, pubers nog, als alle pubers worstelend met hun identiteit, hun omgeving, hun plek in de wereld, de rechtvaardiging van het bestaan. Je ziet ze bezig daar aan het eind van de twintigste eeuw, daar in dat tunneltje in de tijd waar ze nooit uit zijn geraakt - en met hen dertien anderen.

Geen opmerkingen: