donderdag 2 mei 2013

Dodenherdenking

Waren we het er eindelijk over eens dat de niet geheel brandschone Argentijnse schoonvader niet op 30 april bij de troonswisseling aanwezig mocht zijn, is er nu weer gedoe over het al dan niet herdenken van den Mof bij de Nationale Dodenherdenking op 4 mei.

Die discussie is inmiddels een traditie op zichzelf geworden, zoals het jaarlijks in december terugkerende gevit over het vermeend racistische karakter van kindervriend Zwarte Piet. Vorig jaar raakten de gemoederen oververhit toen een argeloze scholier het per gedicht wilde gaan hebben over zijn oom die als vrijwilliger in de SS had gediend.

Dit jaar is het opnieuw raak. Het Achterhoekse dorp Vorden wil op 4 mei ook tien Duitse soldaten herdenken die op de plaatselijke begraafplaats rusten, maar het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft dat nu verboden. 'Je moet op 4 mei niet de daders herdenken,' stelt het Comité. 

Maar daar is helemaal geen sprake van. Ten eerste betreft het daar in Vorden niet tien Duitse oorlogsmisdadigers, geen nazi's maar piepjonge jongens van wie is vastgesteld dat ze aan het eind van de oorlog onder dwang de Wehrmacht in moesten.

Belangrijker is echter dat we volgens mij bij de Dodenherdenking in wezen geen concrete personen, geen telbaar aantal mensen herdenken, maar een min of meer symbolische groep: de slachtoffers. Op 4 mei worden volgens de definitie van de Rijksoverheid 'de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog' herdacht - inmiddels uitgebreid tot 'de Nederlandse slachtoffers die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in oorlogssituaties en bij vredesoperaties zijn omgekomen'.

Als we 'Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog' niet begrijpen als 'Nederlanders' maar als de slachtoffers die 'in Nederland' vielen, dan kunnen we daar ook de arme sloebers uit Duitsland onder scharen, die ook niets liever wilden dan een normaal leven leiden zonder al te veel gedoe, maar door Hitler de oorlog in werden gejaagd en in Nederland sneuvelden. 

Strikt genomen is dat ook nu al het geval. Het officiële memorandum luidt immers: 'Tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei herdenken we allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.'

Die definitie lijkt echter weer te ruim, omdat alle omgekomenen hieronder vallen, en dus ook NSB'ers en Duitse daders. Het is natuurlijk onmogelijk om het goed/fout-onderscheid te verdisconteren in de definitie, dat is eerder iets uit het Loe de Jong-tijdperk, waarin het zwart-witdenken regeerde; sinds Chris van der Heijden weten we dat de Tweede Wereldoorlog grotendeels een 'grijs verleden' is.

Maar dat is allemaal theorie, in de praktijk is het nu ook al niet zo dat NSB'ers en andere landverraders op 4 mei herdacht worden, terwijl ze strikt genomen dus wel binnen de definitie vallen! Zo kunnen we dit ook toepassen op de kwestie van de Duitsers. We herdenken op 4 mei alle slachtoffers, en dus per definitie niet de daders.

Wie dan vervolgens binnen die groep vallen, welke personen er wel en niet herdacht worden, dat we niet precies weten wat de verhouding daders/slachtoffers was, dat is allemaal irrelevant omdat we geen concrete personen herdenken, althans niet van bovenaf gesanctioneerd. De een zal vooral aan zijn gesneuvelde grootvader denken, de ander aan zijn vergaste geloofsgenoten, en weer een ander staat in brede zin stil bij de gruwelen van oorlog en vervolging tussen '40-'45.

En daarom moet men in Vorden eigenlijk ook niet langs die tien graven gaan lopen, het algemene niet persoonlijk maken, maar een algemene herdenking voor de slachtoffers organiseren. Iedereen bepaalt dan voor zichzelf of hij ook twee minuten stil is voor die Duitse jongens. Ik hoop van wel, maar iedereen is dan vrij om te bepalen of hij daar klaar voor is. Vrijheid van gedachte en geweten, precies waar 4 mei voor staat.

Geen opmerkingen: