Op nieuwjaarsdag zag ik Lone Wolf van Freek de Jonge. Nauwkeuriger: in de nacht van een op twee januari keek ik naar Freek. Van tien voor twaalf tot tien over een. Daarna heb ik tweeënhalf uur gehuild.
Na de fiasco's met Jan-gaap van der Wal (2009) en Erik - 'Als het CDA-congres het feest van de democratie was, dan is Auschwitz het feest van het openbaar vervoer' - van Muiswinkel (2010) had de publieke omroep voor de oud-en-nieuw-conferences dit keer de veteranen Youp van 't Hek en Freek de Jonge maar weer opgetrommeld.
Youp heb ik niet gezien - een kakker die kankert op kakkers, ik ken het trucje inmiddels wel. Wel zag ik - net voor Freek begon - Beau van Erven Dorens. De beroepsloser van de Nederlandse televisie mocht in de voetsporen treden van Guido Weijers, die na vijf succesvolle oudejaars bij de commerciëlen is overgestapt naar de publieken. Beau deed het niet onaardig. Je verwacht er niet veel van - helemaal niks eigenlijk - en dan zijn die onbeholpenheid en zwakke timing op zichzelf al vrij grappig.
Toen kwam Freek. Gedurende de uitzending groeide de nood iets te doen, in te grijpen, iets of iemand te bellen, maar ik besefte op tijd dat het geen live-televisie was. Ik moest Freek helpen, vond ik. Hij stond daar maar. En niemand deed iets.
Het was niet eens zozeer dat hij niet grappig was. Hij was misschien inderdáád niet grappig, maar dat viel niet goed uit te maken: hij riep de hele tijd van alles, maar wát precies, dat was niet duidelijk. Hij murmelde, mompelde, pruttelde, prevelde. En alles in halve zinnen. Het waren wel hele zinnen, maar ze bestonden uit twee helften die niet bij elkaar hoorden.
Drie keer werd er voorzichtig gelachen in de zaal. Eén keer probeerden vier mensen tevergeefs een applaus op te starten. Freek benadrukte vervolgens om de vijf minuten dat zijn voorstelling vooral niet om te lachen was. De mensen moeten na het applausincident doodsbang op hun stoel hebben gezeten, de klappers in stilte vervloekend.
Een paar jaar geleden had Freek bij DWDD, met tegenover zich Marc-Marie Huijbregts, immers al uiteengezet: 'Ik wil niet dat mensen die naar shows gaan van bijvoorbeeld Marc-Marie Huijbregts bij mij in de zaal zitten. Dat publiek hoort niet thuis bij mij, die snappen het toch niet. Wie komt om te lachen gaat maar ergens anders heen.'
Toen hadden we de signalen al moeten opvangen. Hadden de alarmbellen moeten gaan rinkelen. Hadden we de symptomen moeten herkennen. De bevoegde instanties moeten inschakelen. Freek de Jonge tegen zichzelf in bescherming moeten nemen.
Freek de Jonge wordt vaak een 'dominee' genoemd. Was het maar waar. Een dominee die benadrukt dat men hetgeen hij preekt niet moet geloven, dat zou een zegen zijn voor de wereld. Maar een cabaretier die meent dat wat hij te berde brengt niet meer om te lachen is, dat is nog slechts deerniswekkend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten