dinsdag 17 januari 2012

De PVV fascistisch noemen is te veel eer

De PVV is met afstand de belangrijkste politieke partij van het moment. Dat wil zeggen: ze is tot de belangrijkste partij gemaakt, niet eens zozeer door de politieke partners VVD en CDA, die er het welslagen van hun regeringsprogramma aan verbonden hebben - met alle verplichtingen en ongemakkelijkheden van dien -, maar vooral door de tegenstanders, politieke, maatschappelijke en sinds kort ook wetenschappelijke.

Het plakken van het label 'fascist' is al vele decennia een veel beoefende nationale hobby en bovendien een beproefd middel om elke discussie dood te slaan. Het is daardoor van de weeromstuit een holle term geworden, ontdaan van elke betekenis, louter nog vorm. Iemand een fascist noemen of een partij als fascistisch wegzetten maakt weliswaar de tongen los, maar alle aandacht gaat dan uit naar de aanklager en de beklaagde, terwijl de term fascistisch voor lief wordt genomen.

In plaats van eindeloos te touwtrekken over de vraag of iemand of iets wel of niet fascistisch is zou eerst eens helder gemaakt moeten worden wat we moeten verstaan onder het begrip.

De socioloog Dick Pels hekelt het reflexmatige karakter van de fascismedrogreden in zijn mooie dwarse studie De geest van Pim (2003). Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken: iedereen zou dit boek eens moeten lezen. Fortuyn werd vanuit 'weldenkende' kringen geregeld een fascist genoemd, waarbij tot fascisme vaak ook in één moeite door het Duitse nationaalsocialisme werd gerekend. Bovendien werd fascisme afgedaan als 'het product van een opportunistische avonturiersmentaliteit die werd aangejaagd door een nietsontziende wil tot de macht'. (p. 18)

Pels wijst erop dat het fascisme veeleer 'een complexe, systematische en coherente doctrine' was met 'een respectabele intellectuele voorgeschiedenis'. Onder historici heeft het inzicht postgevat dat het fascisme 'wellicht discutabele en bedenkelijke, maar in elk geval coherente antwoorden gaf waar rivaliserende ideologieën als marxisme en liberalisme zwegen of steken lieten vallen'. (p. 19) Pels poneert - en ik ben het daar hartgrondig mee eens - dat ook Fortuyn een coherente en systematische maatschappijvisie voorstond. Gecombineerd met het 'volksnationale' sausje uit zijn laatste periode zou hij dus raakpunten hebben met het intellectuele fascisme.

Van lieverlede is 'fascisme' verworden tot het ultieme kwaad, vrijwel geheel synoniem met nazisme, de vreeswekkendste bedreiging die koste wat kost op afstand gehouden moet worden. Pels stelt dat die taboeïsering averechts werkt, omdat het zo een betekenisloos begrip wordt. Alles wat we niet begrijpen boezemt ons angst in. We moeten er echter niet van wegkijken, maar juist het contact zoeken: 'het fascisme wordt minder raadselachtig wanneer we het niet krampachtig bezweren als de tot institutie verworden perversie, als datgene "wat wij niet zijn", maar het dichterbij brengen en trekken in de sfeer van zelfonderzoek en sociologische vergelijking'. (p. 225) Mussolini-biograaf Renzo De Felice concludeerde bijvoorbeeld na jarenlang onderzoek dat het (Italiaanse) fascisme moest worden beschouwd als 'een authentiek revolutionaire en intellectuele respectabele links-totalitaire beweging'.

Zij die Fortuyn met fascisme in verband brachten hadden dus misschien wel gelijk, maar om de verkeerde, oneigenlijke redenen. Ze kwamen niet verder dan een halfslachtige vergelijking met lichtgewichten als Jörg Haider, daar waar een intellectuele vergelijking van het historische fascisme met de ideeën en visie in Fortuyns omvangrijke oeuvre wellicht veel meer had opgeleverd.

En juist in zo'n vergelijking zullen Wilders c.s. genadeloos door de mand vallen. Want geen van de kenmerken van het historische fascisme is van toepassing op de PVV-ideologie. Complex? Nee, eerder simplistisch, oppervlakkig en doorzichtig. Systematisch? Opportunistisch juist. 'Verhoging AOW is breekpunt!' klonk het voor de verkiezingen. 'AOW is geen breekpunt meer,' was de kreet onmiddellijk na de uitslag, een draai van honderdtachtig graden. Alleen in de 'weg-met'-fraseologie is de partij consequent: weg met Europa, weg met links, weg met de Islam. Coherent? Die 'vrijheid' uit de partijnaam wordt in de praktijk zeer selectief toegepast; ideologisch eet de partij van vele walletjes. Intellectueel? Commentaar overbodig.

De PVV als een fascistische partij bestempelen is onzinnig. Niet zozeer omdat de PVV daarmee onterecht gedemoniseerd wordt maar veeleer omdat daarmee het fascisme daarmee geen recht wordt gedaan. Nee, de PVV fascistisch noemen is eigenlijk te veel eer.

Geen opmerkingen: