woensdag 21 september 2011

Van Neil Postman tot Nicholas Carr: televisie, internet en de menselijke geest

Momenteel trekt de Amerikaanse schrijver Nicholas Carr veel aandacht met zijn boek The Shallows. What the Internet Is Doing to Our Brains (2010), gebaseerd op zijn geruchtmakende artikel 'Is Google Making Us Stupid?' uit 2008. Ook in Nederland trok Carr recent volle zalen toen hij ter promotie van de Nederlandse vertaling van zijn boek in ons land was. Carr maakt de balans op van twintig jaar internet en is pessimistisch gestemd. De surfcultuur heeft ons concentratievermogen ernstig aangetast, we zijn sneller afgeleid en kunnen niet meer lang en goed nadenken. Internet heeft ons dommer gemaakt.

De onheilsboodschap van Carr valt zo goed omdat hij een sluimerend angstgevoel in een pakkend betoog verwoordt. Dat het internet de levens van mensen en dus ook hun manier van denken en handelen ingrijpend verandert is evident. Zo'n paradigmawisseling op het gebied van informatie en mediacultuur is altijd een mix van hoop en enthousiasme over nieuwe verworvenheden en mogelijkheden enerzijds en angst en doemdenken over wat verloren gaat en verzwolgen wordt anderzijds. Carr's waarschuwing doet dan ook denken aan een soortgelijk boek waarvan de vertaling dit jaar 25 geleden verscheen: Neil Postman's Wij amuseren ons kapot. De geestdodende werking van de beeldbuis.

In dit boek, oorspronkelijk Amusing Ourselves to Death. Public Discourse in the Age of Show Business, vaart Postman uit tegen de schadelijke invloed van de televisie op het menselijk denkvermogen. Postman's boek doet inmiddels behoorlijk gedateerd aan. Dan heb ik het niet over zinsneden die toen een vreeswekkend effect moeten hebben gehad maar nu lachwekkend aandoen, zoals 'Een shot duurt gemiddeld slechts 3,5 seconde, met als gevolg dat het oog geen moment rust wordt gegund'. In de huidige beeldcultuur waarin een shot van een seconde al lang is, is zo'n opmerking hopeloos lachwekkend, maar dat is Postman niet aan te rekenen.

Ik heb het ook niet over Postman's miskleun dat de computer een zwaar overschatte vorm van technologie is die weinig invloed zal hebben op het culturele discours. In 1985 kon nog vrijwel niemand voorzien hoe de computer zich zou ontwikkelen. Het is als met de legendarische woorden van Kees Verkerk in 1969, nadat hij het wereldrecord op de 5 kilometer had aangescherpt tot 7.13,2. Op de vraag of hij dacht dat de 5 kilometer ooit onder de 7 minuten zou worden geschaatst, antwoordde Verkerk: 'Dat geloof ik niet, dat moeten ze met een bromfiets proberen.' Inmiddels staat het wereldrecord op 6.03,32. Blijkbaar wordt een voorspelling gelimiteerd door wat nog voorstelbaar is.

Postman maakt twee grote denkfouten: ten eerste is zijn centrale stelling dat op tv alles tot geestdodend entertainment verwordt veel te kort door de bocht. De educatieve en informerende kracht van televisie heeft zich sinds Postman wel bewezen. Spelend leren werkt voor kinderen, zelfs voor volwassenen. Tv is juist de enige manier waarop sommigen überhaupt kennis nemen van wat er aan de hand is in de wereld. De combinatie van informatieve, educatieve, sociale en verstrooiende functies maakt de tv zo'n schitterend medium.

Tuurlijk stort de tv ook een hoop stront over ons uit, zeker in Amerika, maar Postman stelt het voor alsof de leescultuur daarvoor uitsluitend positieve invloeden en eigenschappen had. Ook de opkomst van kranten en boeken ging gepaard met roddel, manipulatie en porno. Bovendien is het niet zo dat mensen die tv kijken en geen boeken lezen wél boeken zouden lezen als er geen tv was geweest.

De massaliteit van de informatievoorziening betekent onder meer dat een grote groep mensen voor het eerst in contact kon komen mét informatie. Postman zweert op een naïef-intellectuele manier bij de schriftcultuur, die volgens hem het publieke debat op rationeel hoog niveau hield. Het is eerder zo dat die cultuur het debat op een elitair niveau hield, en bovendien zijn woorden niet minder manipulatief dan beelden en zijn retorisch geschoolde redenaars geoefend in sturing en beïnvloeding van het denken van hun publiek - Postman's boek is daar zelf een schoolvoorbeeld van!

Ten tweede valt Postman in een valkuil waarin veel auteurs van boeken van dit type tuimelen: ze maken de fundamentele denkfout dat de menselijke ratio erop achteruitgaat wanneer de technologie en de media een radicale verandering doormaken, omdat dat denkvermogen niet geëquipeerd zou zijn voor de eisen en wetten van de nieuwe cultuur. Maar het verandert mee, past zich aan, is niet alleen onderworpen aan de nieuwe cultuur maar er ook de motor van. Men verliest er het een en ander bij, maar wint het ergens anders terug. Denk bij televisie ook aan de emanciperende werking van het medium, het opent de blik naar de wereld die anders nooit geopend zou worden. Tv - en later ook internet - zou de individualisering in de hand werken en de gemeenschapszin aantasten, en hoezeer daar ook een kern van waarheid in zit, aan de andere kant fungeert tv ook als sociaal bindmiddel, als bron van collectieve beleving en verwerking.

Postman belicht niet alleen eenzijdig de gevolgen van de 'immense mediametafoorverschuiving', hij heeft daarnaast de merkwaardige neiging zaken om te draaien. Zo betoogt hij dat de televisie 'de spiegel van onze cultuur' is. De tv zou dus moeten weerspiegelen wat er in die cultuur gaande is, maar Postman vervolgt: 'Daardoor - en dit is het cruciale punt - wordt de wijze waarop de televisie de wereld in scène zet bepalend voor hoe het in de wereld dient toe te gaan.' Postman bedoelt dus dat de cultuur spiegelt wat op televisie gebeurt, in plaats van andersom, en bovendien op een normatieve manier. Dat is niet alleen een vreemde karakterisering van een spiegel, het is ook een onredelijke voorstelling van zaken.

Het zal zeker waar zijn dat we sinds de televisie en het internet langzaam het vermogen hebben verloren lange stukken tekst geconcentreerd te lezen. Maar zoals de televisie niet alleen oude structuren aantastte, maar ook nieuwe mogelijkheden en geestelijke modules aanboorde, zo zal internet niet slechts een beproefde manier van informatieverwerking vernietigen, maar ook nieuwe manieren openen om noodzakelijke en minder noodzakelijke kennis te vergaren. We verliezen het vermogen om lang gefocust en onafgeleid te zijn, maar dat kan alleen omdat het niet meer nodig is of zal zijn om dit te doen.

Zoals met Postman het geval was, wordt ook de boodschap van Carr hoogstwaarschijnlijk gegijzeld door een obsessie met 'vroeger' die het zicht op de positieve elementen van de evolutie beneemt. Tuurlijk worden we beïnvloed, gemanipuleerd en belazerd bij het leven, dat was al zo in de printcultuur, dat deed en doet de televisie en ook het internet bezit die satanische macht. In zekere zin is het internet daarin veel gevaarlijker dan de televisie. Die laatste heeft altijd zijn vrijblijvendheid weten te behouden, terwijl internet nu al verplichtingen oplegt. Wie in de toekomst zonder internet denkt af te kunnen, zal onherroepelijk botsen met de staat, met het gezag, met de maatschappij. Maar tegelijkertijd zijn we er ook veel leniger, vrijer, kritischer en mondiger door geworden. Dat is allesbehalve geestdodend.

Geen opmerkingen: