Wat een gezeur deze week over de vermeend 'foutieve' vertaling van Genesis 1 vers 1. Ellen van Wolde, kersverse hoogleraar Exegese van het Oude Testament aan de Radboud Universiteit Nijmegen, kwam tot de wonderbaarlijke 'ontdekking' dat de zin 'In den beginne schiep God de hemel en aarde' fout is. Van Wolde stelt dat in het Hebreeuws sprake is van 'bara', wat 'scheiden' in plaats van 'scheppen' betekent.
Dus God stond niet aan het begin van de schepping, hij maakte slechts een armetierige tweedeling. Van Wolde beroept zich op 'nieuw' onderzoek naar 'oude Mesopotamische teksten' en inzichten uit de cognitieve taalkunde, 'een betrekkelijk nieuw vakgebied'. Verschillende theologen kwamen meteen in het geweer om te verkondigen dat Van Woldes revolutie in feite niet meer is dan een steeds weer oplaaiend bermbrandje. 'We weten dit al 150 jaar,' zegt er een van de VU Amsterdam. 'Theologen lezen al lang dat God orde uit de chaos schiep en geen absoluut begin maakte,' vult er een van de Universiteit Utrecht aan. En 'Gods schepping is niets anders dan één grote scheiding,' bevestigt een rabbijn.
Het is jammer dat nu het beeld dreigt te ontstaan dat de zin 'In den beginne...' anno 2009 voor het eerst serieus - wetenschappelijk - ondermijnd wordt. In 1993 verscheen al De stem uit het vuur van de hervormde dominee Pieter Oussoren. Maarten 't Hart verwees er veelvuldig naar in zijn befaamde NRC-stukken 'De Schrift betwist' en noemde Oussorens boek 'weinig minder dan een "openbaring"'. (Wie God verlaat heeft niets te vrezen, 1997, p.15) Oussoren had een vertaling gemaakt van de eerste vijf bijbelboeken die 'zoveel mogelijk recht doet aan het Hebreeuws van het origineel'.
In een voetnoot bij de eerste zin schreef Oussoren dat hij 'elke suggestie dat God slechts in een of andere begintijd scheppend bezig is geweest' had willen vermijden. Ook hier geen absolute aanvang dus. Maar ook geen 'scheidende' God. Hoe luidde die eerste zin dan daadwerkelijk volgens Oussoren?: 'Sinds den beginne is God de schepper van de hemelen en (de) aarde.' Terecht zegt 't Hart dat hier sprake is van 'een revolutionaire vertaling' (16). Hier wél inderdaad. Want of je God nu een begin laat maken of alleen een scheiding laat aanbrengen, Hij blíjft een passant, een toneelknecht die slechts het licht aandoet of een arbeider die aan de lopende band de verse en de rotte producten uit elkaar haalt. Bij Oussoren daarentegen is God steeds als schepper actief gebleven.
Van Wolde beschouwt het scheppingsverhaal niet als een concurrent van de evolutietheorie. Reden te meer om de vertaling-Oussoren te hanteren. 't Hart merkte namelijk al op dat de 'Sinds den beginne'-versie een darwinistische God impliceert: 'Als ik, toen ik vernam dat er een evolutietheorie bestond, toch geweten had dat je ook lezen kunt: "Sinds den beginne is God de schepper." Want iemand die scheppend bezig blijft, kan ook van evolutie gebruikmaken om de soorten te "creëren", terwijl iemand die "In den beginne" alles in zes dagen geschapen heeft, zulks uiteraard niet kan doen.' (16)
Dit hele gedoe over wat er nu in het 'originele Hebreeuws' heeft gestaan lijkt op een spelletje dat je vroeger weleens in de klas speelde. De juf of meester fluisterde een zinnetje in het oor van de eerste leerling, die gaf het door aan de tweede, enzovoort. De laatste leerling kwam dan altijd met een zeer afwijkende zin op de proppen. Zo is het ook met die hele bijbelvertaling, alleen dan niet een minuut lang in een onschuldig schoolklasje, maar over een onvoorstelbaar lange periode van 2000 jaar. De oorspronkelijke auteursintentie zullen we nooit meer achterhalen, de eerste Juf of Meester is reeds lang door de vergetelheid verzwolgen.
Theo Maassen - wie anders? - verwoordde het in zijn show Tegen beter weten in prachtig: 'Dat Oude Testament, hoe oud is dat wel niet? Dat is allemaal vertaald, wat weten we er van? Nu staat er dan: "En God keek, en hij zag dat het goed was". Misschien stond er eigenlijk wel: "En God keek, en hij dacht: 't is wel goed zo!".'
1 opmerking:
Volgens de snaartheorie en de 'theorie van alles' zouden er 11 of meer dimensies zijn.
Ons wereldveld kent er maar 3 a 4 (lxbxh en 1x tijd); ons heelal is gebaseerd op 4 kernkrachten (elektromagnetisme, gravitatie, sterke en zwakke kernkracht).
Het 'dubbelspleet-interferentie-experiment met enkel geschoten deeltjes' bewijst dat er naast deze -voor ons waarneembare- materie ook 'iets', wat anders dan deze materie, moet bestaan.
Anderszins zou er geen interferentie worden waargenomen bij enkel-geschoten deeltjes.
Maakte God een afgescheidenheid door een superbraan te creëren waaraan de 4 kernkracht-snaren aan verbonden werden om ons in gevallen staat een noodorde-heelal te geven, een afgescheidenheid waaraan BARA is ontleend: het is scheppen in een scheiding van het meerdimensionale van voor de oerknal. Het betekent beiden.
Of wordt er nog geloofd dat een Goddelijke dag even kort duurt als een aardse? Is God dan zo klein? Volgens mij is Hij geen ambtenaar, die zich houdt aan 24 uur, maar dan kan een 'dag' voor die mensen genoteerd, mogelijk miljarden jaren bedragen.
BARA duidt dus op iets onvoorstelbaar immens. Schepping in een groter geheel: hij maakte ruimte, (af)scheiding, voor de val. Waartoe?
Om enkel te geloven, of ook wat aan het weten van de ziel te doen?
Is het IK wel het mens-centrum, of is het dat wat ten tweede male geboren moest worden? (Nicodemus).
Een reactie posten