Christiaan Weijts, De linkshandigen. Roman. De Arbeiderspers, 2014, 194 blz.
Christiaan Weijts heeft zich in zijn nog compacte oeuvre een auteur getoond die zijn romans graag gebruikt als commentaren op de werkelijkheid. In met name
Via Cappello 23 (2008) en
Euforie (2012) worden nationale en globale ontwikkelingen zowel via de plotverwikkelingen als in meer essayistische terzijdes kritisch tegen het licht gehouden.
De linkshandigen, zijn vijfde roman, gaat over een cartoonist die tegen de grenzen van zijn vrijheid van meningsuiting aanloopt. Het getuigt enerzijds van een vooruitziende blik maar anderzijds ook van de ironie van de geschiedenis dat de roman luttele maanden vóór de aanslag op de cartoonisten in Parijs plaatsvond verscheen.
Simon Sinkelberg voelt zich als cartoonist Zink van ochtendkrant
De Spiegel vrijer dan zijn schrijvende collega's, de columnisten: 'Waar de columnisten zich nog in grote lijnen aan de feiten moeten houden, en nijdige brieven van voorlichters krijgen als ze daar te fantasievol mee omspringen, hebben cartoontekenaars een absolute vrijbrief.' Het wrange, in het licht van de actualiteit, is dat Weijts zijn cartoonist niet laat sneuvelen op een prent die achterlijke fundamentalisten naar de wapens doet grijpen maar op een onwelgevallige tekening over een immorele maar machtige multinational. 'Je kunt een religie beledigen,' zegt zijn hoofdredacteur Ronald, 'je kunt de koning beschimpen hoe je maar wilt. [...] Maar je kunt niet zomaar in het wilde weg multinationals gaan aanvallen.' O, onschuldige wereld...
De grens ligt niet bij beledigen, kwetsen of discrimineren, maar ordinair bij geld. Bedrijven als de Britse telecomgigant S&M, dat door Simon in zijn cartoon op grove wijze op de korrel wordt genomen, hebben topjuristen in dienst waartegen een toch al noodlijdend blad als
De Spiegel het gegarandeerd aflegt. Ook Ralph, de hoofdredacteur van het concurrerende
De Ochtend waarnaar Simon probeert over te lopen, durft er zijn vingers niet aan te branden. Het is toch schandalig, probeert Simon nog, dat een bedrijf dat privégegevens van klanten heeft verkocht zomaar de grootste telecomaanbieder van het land kan worden? 'Daar mag ik toch iets van vínden? En dat mag ik toch brengen als satire, als karikatuur, als hyperbool?' Maar neen: 'Ik gun striptekenaars en columnisten best hun dichterlijke vrijheid. Maar ook die heeft grenzen.'
Dat de roman op een bepaalde manier ingehaald is door de actualiteit, betekent niet dat het verhaal over het individu en zijn privacyschending er minder relevant op is geworden.
De linkshandigen is te lezen als een intelligente aanklacht tegen de naïeve wijze waarop wij allemaal gestaag meewerken aan onze eigen toekomstige overbodigheid. Wat de grote technologiebedrijven willen is 'een wereld waarin alles zich voordoet zoals het is, alle informatie met een minimum aan wrijving van het ene naar het andere individu springt. Feitelijk streven ze daarmee, waarschijnlijk zonder zicht dat zelf bewust te zijn, naar de opheffing van het individu.' Wij geven zonder uitzondering onze individualiteit uit handen: 'Bij totale transparantie verdwijnt de binnenwereld. Facebook en Google kennen jouw verlangens al nog vóór je ze kenbaar maakt, nog vóór je je er zelf van bewust bent krijg je er de advertenties al voor.'
En dan volgt een alinea die tevens de centrale stelling is van het oeuvre van Harry Mulisch, wiens opvolger Weijts, en niet alleen hierom, met recht genoemd mag worden: 'De techniek verving eerst onze spierkracht, onze zintuigen, onze snelheid. Met techniek bouwden we een uitwendige versie van ons lichaam, sterker, sneller, opmerkzamer. Nu vervangt technologie onze geest. We hebben een extern geheugen, rekenen zelden nog uit ons hoofd, lezen geen kaarten meer, en ons brein is ingeplugd in een netwerk dat ons denken bestuurt. Een voor een besteden we onze verworvenheden uit aan externe machines, tot die uitgegroeid zijn tot een gigantisch parasitair wezen dat het voortaan zonder ons kan stellen.'
Naast deze filosofische of cultuurkritische laag heeft Weijts van
De linkshandigen ook een thriller willen maken. Daarin is hij minder geslaagd. Waar zijn vorige romans nog uitblonken op beide fronten, als essay-in-romanvorm én als briljant literair spektakel, daar implodeert het verhaal van
De linkshandigen enigszins. Simon pikt langs de snelweg een liftster met een cellokoffer op. Deze mysterieuze Katharina blijkt een weggelopen psychiatrisch patiënte. Ze rijden eerst naar België en later Frankrijk, terwijl Simon achternagezeten wordt door medewerkers van S&M - waarmee hij, zo wordt gaandeweg duidelijk, ook persoonlijk via een familiedrama en een onopgehelderde moord een duister verleden heeft.
Dat haalt de reikwijdte van de kritiek op de tijdgeest enigszins onderuit, want de multinational is daarmee niet langer een
pars pro toto voor de kapitalistische moloch die oneigenlijke controle uitoefent over de media en daarmee de uitingsvrijheid van de cartoonist Zink, maar in de eerste plaats een bedrijf dat het om persoonlijke redenen op de persoon Simon Sinkelberg voorzien heeft.
*****