donderdag 29 december 2016

Poubelle en de Brusselse nomenklatoera

Toen in augustus de longlist voor de ECI Literatuurprijs bekend werd gemaakt, reageerde menigeen verbaasd dat Poubelle van Pieter Waterdrinker er niet op stond. Eindelijk was er weer eens een Grote Roman verschenen, die bovendien zeer gunstige kritieken had gekregen, en nu stond het boek niet eens op de groslijst. Het argument dat zoiets een altijd subjectieve keuze van een jury betreft ging niet op, want dat is pas het geval bij de shortlist - een longlist is veeleer een overzicht van wat er het voorbije jaar aan belangwekkends is verschenen.
   Jeroen Vullings (VN) schreef zelfs dat de jury zich hiermee diskwalificeerde. Als boekbespreker voor de Nieuwsshow heeft hij de roman nu in elk geval wel kunnen voordragen voor de verkiezing van het beste boek van 2016, en hij doet dat met een vibrerende formulering: 'Af en toe gebeurt het: iemand waagt zich aan de grote roman over onze tijd. In de handen van de meer-meer-meer-schrijver Pieter Waterdrinker, met zijn sanguinisch Russisch gemoed, zijn hermansiaans wereldbeeld en zijn breugheliaanse pen leidt dat tot een onweerstaanbaar pandemonium, waarin bevallige inslechte vrouwen en principeloze profiteurs hun hitsige reidans volvoeren in het Wilde Oosten.'
   In Poubelle wordt met romaneske middelen het falen van de EU-politiek en bij uitbreiding het failliet van de huidige elite genadeloos blootgelegd. Hoofdpersoon van dit vuistdikke epos (544 blz.) is Wessel Stols, Europarlementariër namens de sociaaldemocraten en daarnaast gevierd columnist van een gerespecteerd dagblad. Hij reist af naar Oekraïne wanneer daar de opstand uitbreekt, speecht op het Maidan-plein en raakt zo betrokken bij de oorlog in het oosten van het land.
   De decadentie van het Europees Parlement wordt haarfijn beschreven. Als Wessel in Brussel aankomt wordt hij daar 'door één van de auto's met chauffeur, waarvan de Europese instellingen er een hele vloot op nahielden om de afgevaardigden als vorsten te behandelen, opgewacht'. De gang van zaken in de Brusselse paleizen wordt in een serie sprekende voorbeelden getoond. 'Meteen was Wessel Stols weer volledig opgenomen in de Europese bijenkorf, waarvan de honingraten ononderbroken dropen van de honing die op bijna Bijbelse wijze, als bij de wonderbaarlijke vermenigvuldiging, voortdurend opnieuw werd aangevuld. Hij tekende de presentielijst voor zijn dagvergoeding van driehonderd euro, nam de lift, marcheerde door de gangen. In een zaaltje met naargeestig tl-licht woonde hij een matig bezochte commissievergadering Financiën bij die al na tien minuten door de Duitse voorzitter werd afgebroken en verplaatst naar volgende week.'
   Wessel wéét dat hij acteur is in een beschamende vertoning, dat hij deel uitmaakt 'van een moloch die er vooral was om zichzelf in stand te houden'. Hij schetst het financiële walhalla, met de talloze vergoedingen, declaraties en allerhande potjes waaruit onbekommerd gesnoept wordt. 'Van alleen al wat hij aan kilometervergoeding kreeg moesten doorsnee gezinnen in Alkmaar, Bologna of Boedapest een maand zien rond te komen.' Hij noemt de EU dan ook 'dit geldverslindende circus, waar je als parlementariër bij plenaire zittingen hooguit twee minuten mocht spreken je vooral moest stemmen - stemmen in naam van het volk dat je amper vertegenwoordigde, wat het democratisch gehalte tot een farce maakte en waarvoor je nog eens vorstelijk werd betaald ook'. De parlementariërs menen echter dat ze er recht op hebben. 'Recht op het geld, de luxereizen, de diners, de verkwisting, de privileges.'
   Waterdrinker gebruikt vaak religieus getinte beeldspraak om te laten zien dat dat Europese project tot een van de werkelijkheid losgezongen ideologie is verworden, voortgestuwd door geloofsfanaten: 'Het bijna religieuze doel van een groot en verenigd Europa, waarvan zij de hogepriesters waren, heiligde de middelen.' 'Niemand had hem gemist; nooit werd je hier gemist. De helft van de fractie was sowieso voortdurend op pad. Als discipelen de geloofsbelijdenis voor verdere harmonisering van de glastuinbouw, een lager suikergehalte in chocolade, veiligere paperclips en voor überhaupt meer politieke invloed van Brussel, tot in de verste uithoeken van de unie uitdragend.'
   Maar het is niet alleen blinde geloofsovertuiging, het is ook een decadente omgeving waar zelfverrijking en zedenbederf de klok slaan: 'Of ze verbleven in hun buitenhuis, met hun gezin, alleen, dan wel met een minnaar of maîtresse. Bij voorkeur ergens in het diepe zuiden van Europa [...]. Alleen al daarom wilde het gros van de parlementsleden de zuidelijke landen met alle geweld bij de Europese Muntunie houden: vanwege hun buitenhuizen in een streek waar met euro's kon worden betaald.' De decadentie wordt ook in ogenschijnlijk onbeduidende details uitgeserveerd: 'Vanuit een ooghoek zag Wessel Stols hoe een mede-Europarlementariër, een Tsjech met een buik als een biervat, zich met een witblond fotomodel zedig nestelde in een hoek van de zaak.'
   Behalve als een religie wordt het Europese project ook vergeleken met het communisme, die vorige postreligieuze religie. 'Wat was de Europese Commissie anders dan een kapitalistische verschijningsvorm van het aloude Politburo, waarin een kleine technocratische elite de dienst uitmaakte? Zoals de nomenklatoera destijds amper nog in het communisme geloofde, maar tot op het laatst met hun families bleef profiteren van de privileges, zo werd de ritedans rondom het gouden kalf van de euro in Brussel en in Straatsburg iedere dag opnieuw uitgevoerd. Wie dwars lag, wie de geloofsbelijdenis in twijfel trok, wie het spel wilde verstoren, belandde op de zwarte lijst en werd behandeld als dissident.'
   Wanneer Oekraïne zich terugtrekt uit het Oostelijk Partnerschap en er protesten uitbreken, wordt Wessel namens de partij naar Kiev gestuurd. Op het Maidan-plein spreekt hij de betogers toe, zoals in werkelijkheid figuren als Verhofstadt, Van Baalen en Jacques Monasch dat deden. De verschrikkelijke gevolgen van die onverkwikkelijke daad kennen we maar al te goed: de annexatie van de Krim, een bloedige burgeroorlog en de ramp met de MH17.
   Na die laatste gebeurtenis is Wessel ten einde raad, wordt hij verteerd door schuldgevoel. 'Stel dat hij zich nooit voor het karretje van zijn fractie in Brussel had laten spannen, stel dat hij nooit op dat afschuwelijke koude plein in Kiev had gestaan, om de massa op te zwepen, op te zadelen met louter valse beloftes, door uitsluitend de rechten van de ene partij te verdedigen, die van de andere daarmee automatisch schofferend, was dan die opstand überhaupt wel ontaard in een bloedbad?'
   Hij denkt terug aan meneer Braunkoffer, zijn leraar Duits op het gymnasium in Haarlem. Deze Auschwitz-overlevende had zijn leerlingen ingewreven dat iedereen die in de oorlog niets had gedaan of zich alleen maar aan de kleine collaboratie - als machinist of als wisselbediener of zelfs als restauratiejuffrouw op de stations waar de treinen passeerden - hadden overgegeven, medeschuldig was aan de massamoord. 'Een ketting bestaat uit schakels, en altijd is iedere schakel van belang, iedere schakel' - die woorden van Braunkoffer achtervolgen hem nu.
   'Iedere schakel was belangrijk. Zonder schakels was er geen ketting. Was hij door zijn optreden, door zijn handelen dat louter ingegeven was door egoïstische motieven, waarbij hij geen moment had gedacht aan het lot van de arme Oekraïense boer, maar zuiver aan zijn eigen lot, aan zijn eigen positie binnen Brussel [...] niet mede schuldig aan het ontketenen van de oorlog in het oosten van Oekraïne? En daarmee uiteindelijk ook aan die gruwelijke vliegramp? Al was het maar voor een fractie, een stofkorrel, een nanostofkorrel van deze absurde werkelijkheid?'
   Het neerhalen van de MH17 was ongetwijfeld geen opzet geweest, maar 'het was een ongeluk geweest in een keten van gebeurtenissen, begonnen op het plein in Kiev, de stad waar hij zich had laten fêteren'. In de krant leest hij hoe zijn opvolger als columnist de premier prijst, die had beloofd dat de onderste steen boven zou komen, ook wat betreft de vraag waarom de ambassademedewerkers in Kiev niet hadden gewaarschuwd dat het veel te gevaarlijk was voor dat vliegtuig om daar te vliegen.
   Maar Wessel weet het antwoord: 'omdat ze louter bezig waren met hun carrière, met hun volgende post waar ze hopelijk wel een zwembad hadden. Omdat ze zelfs nu, nu Nederlanders, hun landgenoten, leden van het volk dat hen op goudgerande vliegende tapijten had uitgezonden, in stukken vlees, botten bloed uiteengereten tussen het koren en de zonnebloemen lagen, niet meteen naar het rampgebied afreisden, omdat het procedureel niet mocht, omdat het te gevaarlijk was.'
   Hij ziet de premier, de 'weglachpremier', op tv 'in diepe rouw namens de BV Nederland'. 'Was hij, Wessel Stols, dan de enige in dit land die zich mede schuldig voelde? Die besefte dat hij als paladijn van Europa misschien onvoorzichtig was geweest, roekeloos, de onvoorzichtige roekeloze arrogantie die Brussel zich decennialang vanuit de bladgouden torens had gemeend te kunnen permitteren?' Wessel bezwijkt onder zijn schuldgevoel - er zijn overigens meer spoken uit zijn verleden die hem belagen - en hij maakt een eind aan zijn leven.
   In een interview noemde de auteur de 'schakel'-redenering een gedachte-experiment, en dat is precies wat fictie vermag. In werkelijkheid gaan de betrokkenen immers allesbehalve gebukt onder schuldgevoel. De weglachpremier marchandeert op schandelijke wijze met de uitslag van het Oekraïne-referendum en de oorlogshitsers van de Maidan zitten nog op hun post, het Brusselse evangelie nog fanatieker predikend. Met Poubelle schreef Pieter Waterdrinker zonder twijfel de imposantste roman van 2016. 

Geen opmerkingen: