Nasrdin Dchar won vorige week vrijdag een Gouden Kalf. Zijn emotionele speech bleef allesbehalve onopgemerkt. De Wereld Draait Door wijdde gisteren een heel item aan de woorden van Dchar. De gelukkige schoof later op de avond zelf aan bij Pauw & Witteman. Ook de schrijvende pers schreef de vingers blauw. Zelfs Renske de Greef, het troostmeisje van NRC Next, besteedde in haar column aandacht aan de uitreiking, in plaats van aan haar vaste onderwerpen boodschappen & bedpartners.
Wat de tongen los maakte was Dchars sneer naar Maxime Verhagen, die enige tijd geleden begrip toonde voor de angst van mensen voor veranderingen in de maatschappij, zoals de aanwezigheid van moslims. Dat Dchar nu 'deze Kalf' had gewonnen toonde Verhagens ongelijk aan: 'Nou, meneer Verhagen, en met u ook Geert Wilders, en met u alle mensen die achter u staan, ik ben een Nederlander, ik ben heel trots met Marokkaans bloed, ik ben moslim, en ik heb een fokkin' Gouden Kalf in mijn hand!'
Een prachtige prijs, ik gun het Dchar van harte, maar toch slaat hij hier de plank behoorlijk mis. Zijn bekroning toont namelijk veeleer op pijnlijke wijze het gelijk van Verhagen aan. Ik zal dit uitleggen.
Het feit dat Nasrdin Dchar zoveel bijval oogst met zijn prijs en zijn speech maakt twee dingen duidelijk: ten eerste dat het blijkbaar een uitzondering, of op zijn minst bijzonder is dat een moslim - een Marokkaan - zo'n prijs wint, en ten tweede dat Nederland blijkbaar smachtte naar positief nieuws over deze allochtonen.
Als Verhagen ongelijk had, en jonge Marokkanen wel probleemloos meedraaien in de samenleving, dan was deze uitreiking geen nieuws geweest. Maar dat is zij wel, en Nasrdin Dchar is zelfs een hype. Dat spreekt boekdelen. Tofik Dibi probeerde bij DWDD al voorzichtig naar voren te brengen dat het beter was geweest als het gegeven dat Dchar een Marokkaanse Nederlander was geen rol had gespeeld.
Over de oorzaken van de maatschappelijke angst lopen de meningen ver uiteen. De stokpaardjes van de PVV, islam en massa-immigratie worden - terecht - door velen niet volledig serieus genomen. Maar waar werkelijk iedereen - van Femke Halsema tot Diederik Samsom en van Alexander Pechtold tot Haye van der Heijden - het over eens is, is dat er een grote destabiliserende werking uitgaat van Marokkaanse jeugdoverlast.
Nasrdin Dchar richt zijn pijlen op de verkeerden. Niet Verhagen of Wilders had hij vermanend moeten toespreken, maar zijn jonge landgenoten die ervoor zorgen dat Dchar nog steeds de hoge uitzondering op de regel is. Hij begon nog zo goed met te benadrukken dat ze net als hij hun droom moesten najagen, maar aan het eind van de speech hadden de Nederlanders het plots gedaan.
Toch weer die behaaglijke slachtofferrol. Politici als Aboutaleb en Dibi hebben die slachtofferrol van zich afgeworpen, maar blijkbaar vinden zij maar met moeite navolging. Het is dan ook een rol die niet alleen de allochtoon goed uitkomt, maar ook het autochtone superioriteitsgevoel voedt. Joost Zwagerman wees er al op in zijn pamflet Hitler in de polder: het slachtofferschap wordt de allochtonen 'opgedrongen door schijnbare autochtone bondgenoten in het debat'.
Het is welhaast een vicieuze cirkel: allochtonen klagen dat ze alleen negatief benaderd worden, maar komen ze eens positief in het nieuws, kruipen ze meteen weer in die oude vertrouwde slachtofferrol.
In plaats van te betogen dat Nederland een land is waar het mogelijk is dat jongens als hij onder oorverdovend applaus een filmprijs in ontvangst mogen nemen, kwam het er vrijdagavond plots op neer dat Nasrdin Dchar die prijs had weten te veroveren ondanks Nederland. Een gemiste kans voor open doel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten