Nu is er opnieuw een kloeke bundel van de inmiddels 96-jarige Vroman verschenen: Daar. Op vrijwel elke van de in totaal ruim 200 bladzijden is de dood prominent aanwezig. Vroman keert de dood binnenstebuiten, soms zo uitentreuren dat hij er zelf moe van wordt:
Zandloper, zoden, zerk en zeis,
de dood verveelt mij rot.
Ten slotte, het doel van elke reis
is de reis, en niet het slot.
Achter mij ligt het paradijs.
Op zo'n hoge leeftijd is een zekere nieuwsgierigheid naar de dood niet tegen te houden. Vaak voeren berusting en gevoelens van dankbaarheid en lome tevredenheid hierbij de boventoon, maar de levenslust blijft toch onverminderd woeden:
Troost mij niet met 'Nog enkele jaren
en dan voor eeuwig rust'.
De golven zullen niet bedaren
bij het naderen van de kust;
Steeds weer ziet Vroman het wisselen der seizoenen aan zich voorbij trekken ('Alweer lente') en steeds weer is er ook die vraag: 'Zal ik sterven in dit seizoen?' De grote charme van deze poëzie is de menselijkheid, de empathie en de volwassen naïviteit: Vroman blijft altijd optimistisch en vitaal, zonder dat het ongeloofwaardig of idealistisch wordt.
De gedichten zijn 'actueel', in de zin dat ze veelal de roerselen en belevenissen van Leo en Tineke in Fort Worth, Texas als thema hebben. Anekdotisch en persoonlijk - en niet te vergeten zeer lichamelijk -, maar ook met oog voor wereldbranden als 9/11 en 'Seeotwee'.
Zo nu en dan is er ook melancholie of nostalgie en gaan de gedachten terug naar Nederland, dat hij nooit meer zal betreden, of naar de oorlog, toen hij als marinier tussen Kaapstad en Java voer, en waarvan hij 'het stampen van de schroef' van het schip nog regelmatig hoort
De gedichten in Daar zijn te karakteriseren als light verse, in de zin dat ze makkelijk te begrijpen zijn en weinig ruimte over laten voor de fantasie of inspanning van de lezer. Het consequente gebruik van eindrijm is soms geforceerd, maar de zelfironie ontbreekt hier niet:
En wat wil dit vers beweren?
Geen hoop op een verleden tijd,
maar anders rijmt het niet.
'Zet al dat gesterf eens terzijde', spreekt Vroman zichzelf ergens vermanend toe. Want zo lang hij leeft is de dood er niet, en als hij dan dood zal zijn is hij er zelf niet meer bij. Maar ook al leeft hij voorlopig maar door, het zal niet voor eeuwig zijn:
Ik zal straks moeten leren
hoe ik er niet meer zal zijn.
Maar wat lig ik hier te beweren?
Word ik soms Ik in het klein?
Wie heeft ooit uit alle macht
het zonlicht weggedacht
en in zelf verzonnen nacht
een eeuwigheid doorgebracht?
Nee, wreed van achteloosheid
blijft deze wereld bestaan
en zelfs mijn machteloosheid
schuift hij van de baan.
Wat raakt dan uit mij vrij
en merkt een heimwee naar mij?
Zij? Maar hoe het ook zij
ik ben er dan niet bij.
2 opmerkingen:
Mooi dat hij nog leeft zo oud maar hij heeft een hart van STAAL hij leeft lang en hopelijk wordt hij nog ouder heb respect voor Leo Vroman.
Met vriendelijke groet leerling van GsG Leo Vroman
ik zit op de school Gsg Leo Vroman
Een reactie posten