Afgelopen weekend werd Dick Jaspers in het verre Peru wereldkampioen driebanden. In een bizarre finale werd Marco Zanetti met 3-2 in sets verslagen. In de halve finale had Jaspers zijn rivaal Daniel Sanchez al overtuigend opzijgezet, met een formidabel moyenne van 4.500. Het is de derde keer dat de biljarter uit Sint-Willebrord zich 's werelds beste mag noemen.
Op pagina 601 werd het nieuws van Dicks wereldtitel in het vakje 'hoofdpunten' opgenomen en zelfs op de algemeen nieuwspagina 101 werd er melding van gemaakt, iets wat alleen voor het echt grote sportnieuws is weggelegd. De keuze van de NOS-redactie om dit biljartnieuws prominent onder de aandacht te brengen is een volkomen terechte.
Dick Jaspers zou zo'n typische kandidaat kunnen zijn voor de rubriek 'Vergane glorie' - cult, jeugdsentiment, romantiek met een laagje tragiek -, ware het niet dat zijn glorie nog immer voortduurt. In het driebanden staat de tijd stil, er lijkt nooit iets te veranderen. De namen die voorbijkomen zijn ook al zo lang als mijn herinnering teruggaat dezelfde: behalve Jaspers bijvoorbeeld Blomdahl, Ceulemans, Sayginer, Caudron. Pas de laatste jaren dringen er wat nieuwe namen door, zoals Sanchez en Eddy Merckx.
Er bestaat een select groepje Nederlandse sporters dat al vele jaren lang uitblinkt in hun over het algemeen relatief marginale tak van sport. De atleten hebben hiermee een zekere cultstatus bereikt. Bij het grote publiek genieten ze bij lange na niet het aanzien van voetballers, wielrenners of schaatsers, simpelweg omdat hun prestaties zelden of nooit in beeld en geluid het sportjournaal halen, om van een liveverslag nog maar te zwijgen. Behalve Dick Jaspers (driebanden) valt ook te denken aan toppers als Daniël Willemsen (zijspancross), Bart Brentjens (mountainbike) en - iets vaker op tv - IJsbrand Chardon (mennen).
Deze sporters staan voor mijn gevoel al zolang ik leef aan de top van hun metier. Allen hebben een indrukwekkend palmares om mee te pronken. Toch zijn het in de eerste plaats 'teletekstsporters': je verneemt van hun prestaties bijna uitsluitend via een teletekstbericht. 's Avonds komen ze dan op zijn best nog in pasfotoformaat voorbij in het sportjournaal, zoals dat voor eerstedivisievoetballers vroeger het hoogst haalbare was, te bereiken door er drie in een wedstrijd in te leggen.
Daar komt nog bij dat de sporten waarin deze sporters zich hebben geperfectioneerd in de regel geen Olympische status hebben. De enige gelegenheid waar marginale sporten ineens interessant worden, de Spelen, gaat dus ook al aan hun neus voorbij.
De '101-status' van Jaspers doet vermoeden dat de NOS best meer ruimte zou willen reserveren in het sportjournaal voor zijn prestaties, maar waarschijnlijk zijn er eenvoudigweg geen beelden geschoten daar in het verre Lima. Dick Jaspers wordt dan ook al jarenlang stelselmatig onderbelicht. Hij verdient meer zendtijd, live coverage.
Of misschien ook niet. Meer media-aandacht betekent ook meer commercie. Dan zien we Dick ineens met een reclameuiting op zijn strikje. Dat moeten we niet willen. Meer aandacht betekent ook meer mainstream en dus minder cult. Dick Jaspers' heldenstatus drijft nu juist voor een belangrijk deel op het gegeven dat hij, zoals het een echte held betaamt, slechts af en toe opduikt. De mythe heeft een zekere mate van mysterie en verborgen grootsheid nodig. Dick Jaspers moet blijven wie hij is: een teletekstheld, een mysticus met een pomerans.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten