dinsdag 9 maart 2010

Rancuneleer

Ik heb vorige week gestemd op een partij die 663 zetels heeft verloren. Ik ben ook overal te laat bij...

De PvdA is in Den Bosch met vijf zetels nog wel de grootste partij, al moet het die positie delen met GroenLinks en de VVD. Rosmalens Belang, Bosch Belang en het CDA hebben elk vier zetels. Het is een prettig idee te wonen in een gemeente waar de stemmen zo eerlijk verdeeld zijn en er voor elk wat wils is. De PvdA heeft wel een aantal zetels verloren, maar echt grote verschuivingen zijn er niet. Een brede coalitie lijkt dan ook opnieuw aangewezen. De afgelopen vier jaar heeft een brede coalitie van links (GroenLinks, PvdA), midden (CDA) en rechts (VVD) zonder grote onenigheden geregeerd. Stabiliteit is in deze tijden ook een groot goed.

Anders ligt het in Den Haag en Almere, waar de PVV groots de raad binnenkomt. In Almere mag de partij zelfs het voortouw nemen in de onderhandelingen, in Den Haag werd de PvdA ternauwernood de grootste. In beide steden zullen het hoe dan ook vier jaren van irritaties en ruziemaken worden. Al te radicale partijen zorgen alleen maar voor een gepolariseerde en onbestuurbare stad. Kijk maar naar Tilburg, met Smolders, of meer recent naar Oss, waar de SP niet vies is van kiezersbedrog. De lokale afdelingen van de PVV spinnen nu uiteraard garen bij de zichtbaarheid van hun landelijke voorman. Niemand stemt uit overtuiging op de charismaloze, ideeënarme, zwatelende Sietse Fritsma. Wilders is de PVV, de rest is aanhangsel.

Toch konden we vorige week ook eindelijk eens kennis nemen van de denkbeelden van een PVV-aanhanger met hersens en een zekere staat van dienst. Meester Theo Hiddema kreeg in De Wereld Draait Door alle ruimte om te laten zien hoe de PVV-retoriek inhoudelijk en concreet vorm zou kunnen krijgen. Hiddema's dandyeske voorkomen leidde de aandacht af en toe af, maar zijn standpunten waren helder en veelal zinnig. Zo verwierp hij het hoofddoekjesverbod als zijnde totaal niet belangrijk of interessant. Als ervaringsdeskundige wist hij feilloos inzichtelijk te maken wat de grote manco's in ons huidige rechtssysteem zijn.

Aan het eind nam het gesprek echter een wat lugubere wending toen Hiddema verklaarde dat mensen heus niet alleen, zoals hijzelf, vanuit overtuiging en visie op de PVV zouden moeten stemmen. Rancune was ook een acceptabele drijfveer. Felix Rottenberg was er als de kippen bij om deze wending historisch te duiden, zonder expliciet te worden. Hij boog Hiddema's woorden meteen om van stemmen uit rancune naar het gedachtegoed van de PVV als een rancuneleer. Rottenberg kent zijn pappenheimers en hij alludeerde dan ook op een beroemd essay van Menno ter Braak, 'het nationaalsocialisme als rancuneleer', waarin deze intellectueel (1902-1940) de opkomst van het socialistische fascisme duidde als een geradicaliseerde vorm van rancunedenken en ressentiment.

De PVV vergelijken met nazi's en Wilders met Hitler is primair verwerpelijk. Zo'n vergelijking mag hoogstens historisch, dat wil zeggen retrospectief, gemaakt worden; tot dan is ze altijd stemmingmakerij en gemene retoriek. Het zich beroepen op rancune door meester Hiddema is het eerste objectieve gegeven waarop een historische vergelijking toegepast kan worden. In de persoon van Hiddema openbaart zich nu een aspect van het gedachtegoed van de PVV dat er niet vooraf, in de beeldvorming, op is geplakt. Rottenberg komt de eer toe Hiddema's wending scherp en adequaat te hebben veroordeeld.

Termen als 'bruinhemden', zoals de leider van Leefbaar Almere die met nauwelijks verholen genoegen bezigt, zouden echter vermeden moeten worden. Zulke kwalificaties werken altijd contraproductief. Het gevaar is bovendien dat zulke rigoureuze beeldvorming teveel de perceptie van de realiteit vertroebelt, wat een nefaste invloed heeft op het vertrouwen in elkaar binnen een gemeenschap. Dit geldt natuurlijk in de eerste plaats voor Wilders en de PVV zelf. Ze slagen erin de mensen een toekomstbeeld voor te toveren dat eenvoudig, rechtlijnig en aansprekend is, maar in feite weinig realiteitswaarde bezit en in zijn radicaliteit eerder verwoestend dan helder zal zijn.

Toch moeten ook felle tegenstanders zich niet laten verleiden tot valse beeldvorming. 'Ik behoor niet tot de Wilders-bashers,' verklaarde Harry Mulisch in NOVA College Tour, 'dat werkt alleen maar averechts.' Daar heeft hij zeker gelijk in. Het meest aansprekende voorbeeld in dat opzicht is wel de rel rond het vermeende slachtofferen van Clairy Polak door de publieke omroep. Het bleek uiteindelijk niet meer dan een storm in een glas water. Wekenlang werden we getrakteerd op het van blinde haat vertrokken gezicht van Aad van den Heuvel, die overal zijn ongenoegen mocht uiten over het vertrek van Polak als presentatrice van NOVA en daarbij steevast in enkele stappen de schuld wist te leggen bij het populisme en 'die Wilders'. Maar wat bleek? Polak blijft gewoon verbonden aan Nieuwsuur, de opvolger van NOVA: ze gaat de interviews op locatie doen en is daar dolgelukkig mee omdat ze zichzelf altijd als interviewster is blijven zien en het presenteren nooit haar passie is geweest. Bovendien blijft ze gewoon Buitenhof doen.

Een fossiel als Aad van den Heuvel draagt zo alleen maar zijn steentje bij aan de stemmingmakerij en indirect aan de opkomst van Wilders. Zijn gebral is net zo goed een uitingsvorm van rancune. En dat terwijl er eindelijk een kentering zichtbaar lijkt. Na Wouter Bos zijn nu ook Alexander Pechtold en zelfs Femke Halsema zover dat ze volmondig toegeven dat de zaken die Wilders luidruchtig aankaart, reële, significante problemen zijn. Daarmee nemen ze hem al een troef uit handen. Het is nu aan hen - en aan de andere lijsttrekkers - om te laten zien dat zij in tegenstelling tot Wilders wél serieuze en concrete oplossingen voor de gedeeld erkende problematiek bieden.

Ons democratisch systeem is sterk genoeg om ook maar de vaagste voortekenen van een dictatuur of ander totalitair repressief systeem onschadelijk te maken. De rancune moet evenwel niet onderdrukt worden, zo hebben wel wel geleerd uit het verleden. Kanaliseren is het devies, en dat kan uitstekend binnen een democratie. Zoals Menno ter Braak al vaststelde: 'in de democratie [...] heeft het ressentiment minstens de vrijheid om zichzelf te diagnosticeeren en daardoor te styleeren'.

Geen opmerkingen: