donderdag 18 maart 2010

Lezen, lezen, lezen #17

Ine Veen - Moord namens de 'kroon'? Het ultieme leven van Pim Fortuyn (2008), 424 blz.
Politieke moorden zijn altijd voer voor complottheorieën. Velen geloven niet dat Lee Harvey Oswald de werkelijke en/of enige moordenaar van Kennedy was. Dat Volkert van der Graaf de enige moordenaar van Pim Fortuyn is wordt nu betwist door actrice Ine Veen. In haar boek wil ze aantonen dat Fortuyn slachtoffer van een politiek complot is. Zulke theorieën hangen vaak als los zand aan elkaar en dat is hier niet anders. Veens kernpunt is de vaagheid over de vijfde kogel die bij Fortuyn voorin de schedel insloeg. Een 'oudere meneer' zou haar verteld hebben dat die kogel nooit vanuit de positie waarin Van der Graaf stond - schuin van achteren - op die manier Fortuyn getroffen kan hebben. Er moet dus nog iemand anders geschoten hebben. Veens theorie zakt als een kaartenhuis in elkaar wanneer zij in hoofdstuk 9 de bevindingen van het NFI over de vijf kogels opsomt. Bij de vijfde staat er: 'Een tweede beschadiging van het schedelbot en botsplinters in de hersenen. De vermoedelijke schootsrichting is van voren naar achteren.' In de bijbehorende eindnoot citeert ze het volledige rapport, maar daar komt de laatste zin uit het citaat niet voor. Daar voegt ze dan haar commentaar aan toe: 'Hier is echter geen sprake meer van een mogelijke schootsrichting van voor naar achter!' Maar daar is nooit sprake van gewéést. Die toevoeging heeft ze er in de lopende tekst dus blijkbaar zelf bij verzonnen! Weg theorie. Veen slaagt er trouwens ook niet in het vermeende complot inzichtelijk te maken. Ze somt vier mogelijkheden op - waaronder de onvermijdelijke Bilderberg Groep - die nauwelijks uitgewerkt worden. Ook de opvoering van de tweede moordenaar, een zekere Abu Fatah, als een soort diabolus ex machina, is lachwekkend. Triest zijn de toespelingen op de betrokkenheid van Mat Herben bij het complot, die alles geweten zou hebben. Moord namens de 'kroon'?, een boek waarin meer uitroeptekens dan onderbouwingen voorkomen, is helaas een warrig, ongeloofwaardig en slecht geschreven boek.

Theodore Dalrymple - Profeten en charlatans. Hoe schrijvers ons de wereld laten zien (2009), 376 blz.
De aartsconservatieve psychiater en cultuurfilosoof Theodore Dalrymple is een rabiate verdediger van hoge cultuur en sociale elite. Hij is zo iemand die meent dat met de opkomst van de jeugdcultuur en de popmuziek in de jaren zestig de beschaving aan het degenereren is geslagen. In Profeten en charlatans opinieert Dalrymple over de huidige maatschappij aan de hand van literaire auteurs, die hij als 'seismografen van maatschappelijke ontwikkelingen' ziet. Het tweede essay in deze bundel, over H.G. Wells' The Time Machine, laat perfect zien hoe hij denkt. Dalrymple beschrijft hoe hij na concertbezoek - Mahler - angstig de in de amusementsbuurt gelegen concertzaal verlaat. Hij en de andere gedistingeerden zijn bang voor de nachtclubs met hun 'auditieve gifgas' en voor de uitgaande jongeren, de 'nachtelijke straatschuimers'. Het tafereel doet Dalrymple denken aan The Time Machine, de toekomstroman waarin de mensheid zich biologisch heeft gesplitst in de zachtaardige, overdag levende Eloi en de verdorven, 's nachts op Eloi jagende Morlocks. Dalrymple projecteert die opdeling achteloos op de beschreven situatie en op de oppositie 'elite' en 'bevolking' van Engeland. Dalrymple, zelf 'een van de hedendaagse Europese Eloi', constateert: 'Van onderling begrip tussen de twee groepen, laat staan van sympathie, was geen sprake, noch in Wells verhaal noch in de hedendaagse werkelijkheid.' Het is hier echter bij uitstek Dalrymple die geen enkel begrip toont voor jongeren die niets met Mahler hebben maar liever een disco bezoeken. Hij ziet ze eerder als de representanten van 'onderaards geweld, een potentieel verschrikkelijk geweld dat ieder ogenblik door het kalme korstje van de samenleving kan barsten'. We geven hem hier een credit voor het vermijden van de staande uitdrukking 'het dunne laagje vernis', maar de kortzichtigheid is evident: zowel binnen het volk als de elite is het merendeel van de mensen oppassend en beschaafd; een klein deel zorgt voor grote problemen. In onze tijd zijn het immers zowel volkse straatterroristen als rijke witteboordencriminelen die veel misère veroorzaken en afkeer oproepen. Deze kritiek mag niet verbloemen dat er ook sympathieke essays in Profeten en charlatans staan, bijvoorbeeld over de kleine stillevens van Adriaen Coorte. En vaak las ik Dalrymple's gefulmineer met een meewarige glimlach, bijvoorbeeld wanneer hij pleit voor begrijpelijke poëzie en daarbij bekent een vooroordeel te koesteren 'jegens hen die menen dat hun gedachten zo diepzinnig zijn dat er een leven lang exegese voor nodig is om dan nog maar door een spiegel en in raadselen een glimp van hun betekenis op te vangen'. Ik vermoed dat Dalrymple zich uiteindelijk zo krampachtig vastklampt aan de elitaire hoogcultuur omdat hij zelf nooit helemaal tot dit hoogste spirituele niveau heeft kunnen reiken.

Leo Blokhuis - Grijsgedraaid. Liedjes en lijstjes uit de popgeschiedenis (2006), 167 blz.; Leo Blokhuis - Het plaatjesboek. Een muzikale ontdekkingsreis (2007), 203 blz.
Het mooiste onderdeel van Top 2000 a go-go is altijd de muziekles van Leo Blokhuis. Alle aanwezigen en televisiekijkers hangen aan de lippen van de officieuze popprofessor. De achterliggende gedachte is simpel maar doeltreffend: wij denken allemaal van een bepaalde tophit dat het een originele uitvoering betreft, of, als we weten dat het een cover is, van wie het lied oorspronkelijk is. Maar dan komt Blokhuis met een versie uit 1688 en blijkt het nummer veel en veel ouder te zijn. Dit procédé wordt toegepast, maar dan veel uitgebreider en gedetailleerder, in de prachtboeken Grijsgedraaid en Het plaatjesboek. Hierin wordt van vijftien respectievelijk zestien bekende nummers minutieus de geschiedenis uit de doeken gedaan, van ontstaan via vroege versies en de tophit tot de slappe navolgers. Bijna altijd vindt een nummer zijn oorsprong in de volkscultuur of in de zwarte muziekscene van de eerste helft van de twintigste eeuw. De verhalen achter de platen zijn vergeven van triomf en tragedie. Onbeduidende muzikanten worden schatrijk van een latere uitvoering van een door hen geschreven nummer en rechtenkwesties en inschattingsfouten drijven getalenteerden tot wanhoop en zelfmoord. Blokhuis' teksten zijn informatief, meeslepend en met persoonlijke bezieling en kennis van zaken geschreven. En passant rehabiliteert hij weggeschreven artiesten en componisten als Harry Nilsson, P.F. Sloan en Robert Johnson. Blokhuis heeft beide boeken schitterend verlucht met full-colour afbeeldingen van parafernalia uit zijn collectie. Ook de ingevoegde lijstjes - 'beste Beatles-nummers', 'grootste draken', 'beste gitaristen', enz. - zijn zeer de moeite waard. Het mooiste extra zijn echter de bijgevoegde cd's waarop de meeste vroege of originele maar toch zeker betere versies van de bekende hits staan.

Geen opmerkingen: