donderdag 17 april 2008

De tweede dichterlijke bries in 's-Hertogenbosch

Woensdagavond vond in Den Bosch een nieuwe editie van Onbederflijk Vers plaats. Omdat ik andere (sportieve) verplichtingen had, moest ik na vijf successievelijke deelnames deze editie aan me voorbij laten gaan. Om kwart voor zes kreeg ik echter een telefoontje dat de tegenstander zich had afgemeld en toog ik alsnog in allerijl naar de binnenstad om met vier medestrijders drie rondes te doen.

Ronde 1 (Stadsbibliotheek)In de bieb was het net als vorig jaar erg druk. Nadat een scholier in iets te wijde broek een gedicht had mogen voorlezen, opende nestor Rutger Kopland het bal op even sympathieke als indrukwekkende wijze. Ingetogen anekdotische poëzie, voorgedragen met een melancholiek timbre. Kopland las tot mijn grote doch ingehouden vreugde ook het prachtige gedicht 'Abe Lenstra' over de wedstrijd Achilles-Heerenveen voor.
Na Kopland was het de beurt aan Jan Kleefstra. Die droeg een cd-speler in de hand en had zijn elektrische gitaar spelende broer Romke als begeleider bij zich. De sluw in de bibliotheek plaats genomen hebbende lokale daklozen verlieten de zaal. Ik was ook sceptisch uiteraard, maar onterecht, zo bleek. Kleefstra's melodieus voorgedragen gedichten gingen een welhaast perfecte symbiose aan met de pianoklanken die uit zijn speler kwamen. Het gitaarspel van Romke was niet minder dan schitterend. Zwevende, haast etherische muziek met een heerlijk sombere toon. Jan zette op de juiste momenten in met zintuiglijke, ritmische poëzie. Zelfs toen hij in het voor mij onverstaanbare Fries begon voor te dragen deed dat niets af aan de schoonheid van de voordracht. Alle klanken, zowel muzikaal als vocaal, raakten me. Ik was, kortom, onder de indruk.
Na de gebroeders Kleefstra moest de volgende dichter wel teleurstellen. De gedichten zelf verergerden dat effect. De dichteres, Jacoline de Heer, maakte geen indruk op me. Haar inleidende praatje voor elk gedicht, op zich een uitstekend procédé, verklaarden de gedichten in plaats van ze te introduceren. Dat ze ook nog begon over 'als je in de trein zit en de trein naast je begin te rijden en je denkt dat het je eigen trein is' deed mijn oordeel niet ombuigen richting het positieve, integendeel.

Ronde 2 (Artemis)Na de drukte in de bieb was het angstvallig leeg in Artemis. Ik ben erg gevoelig voor sfeer en de ambiance stemde me enigszins triestig. Ik moest steeds maar denken aan die arme dichters, inclusief de grote Robert Anker, die voor anderhalve paardenkop het podium bestegen. Gelukkig deden ze gewoon hun best en maakten er iets moois van. Wouter Steyaert, een jonge Vlaming, mocht openen. Zijn voordracht bestond voornamelijk uit zorgvuldig voorgelezen liefdespoëzie. Soms had ik moeite hem te volgen, soms ontwaarde ik een mooie metafoor.
Robert Anker - rijzige gestalte, donkere stem - is een door mij gewaardeerde dichter en hij stelde me niet teleur. Zijn introducties waren informatief genoeg om het luistergenot te vergroten zonder te veel bij voorbaat te onthullen. Ankers syntactisch gewrongen zinnen (prachtig poëtisch procédé) waren volop aanwezig, net als de verrassende woordcombinaties. De gedichten waren veelal treurig en geladen. Hoogtepunt was een gedicht over het sterven van Ankers vader. Het is dat het al muisstil was, anders was het dat wel geworden.
Baban, Irakese vluchteling, mocht afsluiten. De olijke kerel schroomde niet ons constant te vragen zijn bundel te kopen. Hij las ook een gedicht in het Arabisch voor, maar niet de vertaling ervan. Dan zouden we uit nieuwsgierigheid zijn bundel kopen... Baban vertelde dat hij op zijn vlucht nergens was aangehouden, behalve in Nederland. In Roosendaal stonden agenten met honden de trein op te wachten. Geloof me, Baban, dat is niet typisch Nederlands, het is typisch Roosendaals. Babans Nederlands was gebrekkig, maar dat leek geen invloed te hebben op zijn poëzie. Respect. (Terzijde: Baban sprak exact hetzelfde als het Draadstaaltypetje Saïd, wat de briljantie van de vertolker Van Koningsbrugge nog eens benadrukt).

Ronde 3: Keulse KarNa de kille leegte was er de warme drukte in de kroeg. Aan een tafeltje zat Jules Deelder een stickie te roken, de inleider introduceerde schreeuwend Kapitein Lafbek. Die opende verrassend sterk. Hij keek wellicht enigszins psychopathisch de zaal in - Ellen durfde niet terug te kijken - maar zijn poëzie was speels, vlot, wervelend. Echte voordrachtspoëzie ook. Het publiek waardeerde Lafbek enorm, regelmatig klonk een luid 'bravo!' of klapte men de handen stuk. Inmiddels waren ook de onvermijdelijke freaks gearriveerd, met bij deze editie o.a. een patiënt die minutenlang in een onmogelijke houding op de grond in zijn overvolle tas zat te graaien - zonder resultaat overigens. Ook de stadsgangster (met maffiaans staartje) liep binnen en pretendeerde Deelder te kennen. Die gunde hem niet meer dan een vluchtige knipoog.
Arnoud Rigter ging verder waar de Kapitein was geëindigd. Hij was gekleed, geschoeid, gekapt en gemanicuurd als een kraker en daar hebben we het niet zo op. Op zijn voordracht was echter niets aan te merken. Hij was erg druk, maar de taal bruiste. Ook de stadsgedichten - Rigter is stadsdichter van Eindhoven - deden het goed, deels omdat hij niet schroomde de lichtstad zo nu en dan belachelijk te maken. Trefzeker waren ook de oneliners waarmee Rigter strooide ('Mijn moeders eisprong was mijn privé-oerknal!'; en extreem treurig: 'Mijn tranen hebben tenminste elkaar nog...').
Jules Deelder mocht zorgen voor het slotakkoord. En hoe! Strak in het pak, Spartastropdas om, karakteristieke bril. Hij bladerde zijn vuistdikke verzamelbundel door op zoek naar iets geschikts ('Kutgedicht... kutgedicht... kutgedicht...'). Na wat kortere, humoristische rijmen en een lofzang op de jazz was het tijd voor het hoogtepunt: een opsomming van alles wat Deelder ergerde, wat weg, gedood, verbrand, verbannen of anderszins opgeruimd moet. Ruim tien minuten lang. In een moordend tempo. Rotterdams gekankert in optima forma. Op een gegeven moment schoot Deelder zelf ook even in de lach. Een litanie was het alleen in de opsomming, niet in de eentonigheid. Erg vermakelijk.

Na nog een drankje liepen we al podcastend naar het station. Deze editie vond ik erg goed. Een sterk deelnemersveld (naast Deelder, Kopland en Anker ook nog grote namen Vegter, Harmens, Hagar Peeters, Wigman en Gerlach) en ook het leeuwendeel van de onbekendere goden viel op in positieve zin. Dat is weleens anders geweest. Kortom, een welbestede avond!

3 opmerkingen:

kizte zei

Het is inderdad een geslaagde avond geweest.

Anoniem zei

Bedankt voor de eervolle vermelding ;-). Hij was echt eng!
Ik vond het trouwens ook een erg geslaagde avond.

Maarten de Meijer zei

Zeer treffend verslag.

Het wás een mooie avond.

Bedankt voor de herbeleving ervan.