zondag 11 augustus 2013

[Edinburgh 2013] Dag 3: De wandeling

We verblijven deze week in een bed & breakfast, maar omdat we gisteren voor dag en dauw vertrokken hebben we nog geen breakfast gezien. Vandaag is het dan zover. Aanvankelijk schrik ik even van het aanbod: roerei, worstjes, bacon... kortom een Engels ontbijt. Nu eet ik graag en veel, maar niet 's morgens. Mijn broer is er inmiddels aan gewend, maar ik vrees dat mijn lichaam dit voedsel zal afstoten. Gelukkig vind ik op een apart tafeltje een afgedekte schaal waar wat croissants, broodjes en scone's onder liggen - alsof het illegale waar betreft. Ook krijgen we nog een rekje met toast voorgezet, dus alle gevaar is afgewend.

Een stevig ontbijt is aangewezen, want vandaag gaan we kilometers maken. We willen vandaag Arthur's Seat, de berg die we de eerste dag in de mist al deels hebben verkend, helemaal tot de top beklimmen, vervolgens het natuurgebied doorkruisen en dan helemaal doorlopen tot aan zee. Eerste probleem: de zon schijnt, de lucht is strakblauw en het is warm. Daarvoor ben ik niet naar Schotland gekomen. Grijs moet het zijn, nevelig, mistig.

Tweede probleem: pijn aan me poten. De Tandeloze Tijd van A.F.Th. van der Heijden gaat over een Brabantse jongen die in Nijmegen gaat studeren en is dus op mijn lijf geschreven (hij eindigt als junk in Amsterdam, dus ik kom daar zo min mogelijk), maar ook zijn steeds weer uitgestelde titel Moeilijke voeten is op mij toegesneden, want er zijn maar weinig schoenen die mijn voeten ongeschonden laten. Voor deze vakantie heb ik speciaal wandelschoenen gekocht; na twee dagen heb ik zowaar geen blaren of andere open wonden, maar nu zenden mijn kleine tenen helse pijnen uit. De enige remedie is gewoon doorlopen, dan worden ze na een halfuur vanzelf gevoelloos en met die verdoving is het te doen.

Arthur's Seat. Puntjes op de top: mensen die er al zijn
Nadat we de verkeersweg weer zonder kleerscheuren zijn overgestoken gaan we dit keer niet rechtsaf maar linksaf. Waar we op hopen komt uit: ook hier is er een alternatief pad omhoog. Dit pad is nog steiler, alleen met handen en voeten is het klimmen te doen. Regelmatig pauzeren we, om uit te rusten maar vooral om ons aan het uitzicht te laven: hoe hoger we komen, hoe weidser het panorama wordt. Links ligt het centrum, recht voor ons het Palace of Holyroodhouse - de officiële Schotse residentie van de Britse vorstin -, rechts de oostelijke wijken van Edinburgh en daarachter de zee. Deze piek is nog niet de echte Arthur's Seat, die ligt in het midden van het gebied, we hebben nu de Salisbury Crags bedwongen, de 'long escarpment facing the city' - de steile helling naar de stad gericht.

Athur's Seat zelf wordt omschreven als 'very steep and rocky'. Het is inderdaad een pittige klim, geen lange klim omdat je in korte tijd veel hoogtemeters overwint. Het laatste deel bestaat volledig uit kaal, puntig vulkanisch gesteente. Er zijn meer wandelaars op de top, maar die biedt dan ook een uitzicht van 360 graden over de stad. We hebben zo mooi de gelegenheid de route naar zee uit te stippelen. We moeten nog een lager gelegen heuvel over, dan via een stadswijk naar een park en daarachter ligt de zee. De heuvel wordt eenvoudig bedwongen, maar de afdaling is lastiger: het paadje loopt door doornig struikgewas. Halverwege stuiten we zelfs op de smeulende resten van een bosbrand. Het struikgewas is verkoold en je kunt de hitte nog steeds voelen. Gelukkig kunnen we er wel langs en even later staan we tussen de typisch Britse rijtjeshuizen.

Voor: verkoolde struik. Achter: Edinburgh-oost
De wijk die we moeten doorkruisen is behoorlijk troosteloos en grauw, echt zo'n lelijke volkswijk waar je niet dood gevonden wilt worden - levend ook niet trouwens. Het is nog een flinke wandeling, vanaf de berg gezien leek het veel korter. Ook kunnen we eerst het park niet vinden waar we uit moeten komen en als we er dan eindelijk zijn blijkt het een golfbaan. Maar niet getreurd, de zeemeeuwen zitten hier al op de lantaarnpalen, de zilte wind prikkelt de neus, de zee is bereikt. Dat wil zeggen: de zee zelf en nog niet het strand en de boulevard, daarvoor moeten we nog eens een halfuur lopen over een vervallen promenade met verweerd asfalt waar louche autohandels en ongure kantoorpandjes op uitkomen, maar na twee kilometer bereiken we onze bestemming: Portobello beach.

De industrie maakt plaats voor vele terrasjes, restaurants en winkeltjes. Het is druk op de boulevard. Ook het zandstrand ligt vol mensen. De Schotten willen duidelijk maximaal profiteren van die drie dagen zon per jaar. We komen op krachten met een lunch in een sfeervol restaurantje met uitzicht over boulevard en strand. Als we weer buiten komen is het weer aan het omslaan: de zon heeft plaatsgemaakt voor dreigende wolken. We gaan in één rechte weg terug naar Edinburgh-centrum, met als einddoel de botanische tuin. Eerst lopen we nog kilometers langs een drukke weg met smerige fabrieken vol lekkende afvoerpijpen en roestig ijzerwerk, maar nadat we ergens zomaar door een poortje zijn gegaan lopen we opeens door een prachtig park, met rustige wandellanen en een traag stromend riviertje. Het is de 'Water of Leith Walkway', een wandelroute van in totaal 35 kilometer langs de rivier de Leith die dwars door Edinburgh stroomt.

Schotse herder wijst ons de weg naar de kust
Eenmaal in de botanische tuin rusten we eerst uit in het gras en daarna nog een keer met koffie op een terras. Daar zien we ook de eerste Nederlanders deze vakantie. Er zullen er vast veel meer in Edinburgh zijn, maar we hadden er nog geen gehoord. Deze meneer is wel meteen een typische: gaat hij daar met zijn armen over elkaar en hand onder de kin heel moeilijk naar de planten staan kijken die naast het koffiehuisje in de grond staan. Terwijl dat stukje niks met de botanische tuin te maken heeft, het is gewoon een border met wat goedkope struiken uit het dichtstbijzijnde tuincentrum.

Na nog een blik geworpen te hebben op de specimina van exotische planten die binnen in potten worden bewaard, trekken we ons in gang voor het laatste deel van de etappe, de wandeling bed & breakfastwaarts. Net voor we er zijn maken we ons vrolijk over een super dikke kerel in een afzichtelijk sportshirt die ons tegemoet waggelt. Hij gaat echter ook de b&b binnen. Van dichtbij zien we dat het een Iron Maiden-football shirt is. Classic. Hij laat ons voorgaan onder het herhaald mompelen van 'Fucking stairs...'. Ook wij vliegen evenwel de trap niet op, want we hebben vandaag toch zo'n 25 à 30 kilometer in de benen, schat ik, waarvan een flink deel allesbehalve vlak. Behalve afstervende kleine tenen krijg ik in deze schoenen ook zweetvoeten, dus het woord 'putlucht' valt nogal eens als ik ze op de kamer eindelijk uittrek.

De Grassmarket is een laaggelegen pleintje in het stadscentrum, gelegen in de schaduw van het kasteel. Dit historische plein is tegenwoordig het uitgaansgebied en omdat het de laatste avond is willen we hier eens een kijkje gaan nemen. Eerst gaan we eten in een restaurantje in Victoria Street, de extreem steile straat die vanaf Castlehill in één bocht richting Grassmarket duikt. Het is behoorlijk warm binnen, maar met oude landkaarten, kussens en boekenkasten is het wel een sfeervol etablissement. De serveerster-eigenaresse zegt steeds 'Thank you' als ze iets neerzet in plaats van alsjeblieft, maar eigenlijk kent het Engels ook helemaal geen alsjeblieft. 'Here you are' hoor je praktisch nooit.

The Fiddlers Arms is de eerste pub die we betreden. Meteen slaat ons een enorme zure zweetlucht in het gezicht. Ik kijk instinctief naar beneden, maar ik heb toch echt gedoucht en schone sokken en nette schoenen aangetrokken. Als we doorlopen naar een hoek van de bar blijkt dat de meur geen kroeglucht is maar veroorzaakt werd door één persoon: een oudere kerel in spijkerpak en met lang haar, echt zo'n oude rocker uit de sixties die altijd in die tijd is blijven hangen. Terwijl we onze eerste slok whisky nemen, zien we dat hij aan een tafeltje gaat zitten bij een groepje jongeren, van wie er enkele ons bekend voorkomen: het zijn Craig Lithgow en zijn Mutineers! Lithgow staat er strak op: bruin leren jasje, glimmende Elvis-kuif en een smile van oor tot oor. Hij is duidelijk een lokale beroemdheid, want steeds komen er mensen een praatje met hem maken en van iedereen krijgt hij drinken, zodat hij op een gegeven moment met een halveliter, een pul en een fles bier voor zijn neus zit. Hij glundert onophoudelijk.

De sfeer is hier erg goed, maar we willen toch nog even verder kijken. Bovendien hebben we van twee meisjes een bandje gekregen voor gratis toegang tot The Three Sisters. Dit blijkt een soort buitenbar te zijn, en net als de echte Drie Gezusters is het ook hier een verzamelplaats van agressief kijkende marginalen. We maken dan ook snel rechtsomkeert, terug naar de Grassmarket waar we de White Hart Inn binnengaan. Het is er niet zo druk en al snel wordt duidelijk waarom: een luimige kerel zet het 'Oh, Michael van Gerwen! Oh, Michael van Gerwen!' in en luttele seconden later staat de vrouwelijke portier voor zijn neus. Deze kenau sommeert de zanger meteen mee naar buiten te gaan. En iemand die netjes naar de reden vraagt mag ook meteen inrukken.

Een vijftiger vertrouwt ons toe dat dit typisch is voor Edinburgh. Hij is zelf van Manchester, daar gaan ze tot vroege ochtend los. Hij is hier met een groepje mannen op vrijgezellenfeest. De rest van de club komt al gauw om ons heen staan. Het zijn prachtkerels, vooral de kleine kale met puntoren. Dat wij Nederlanders zijn maakt veel reacties los. 'How come you Dutch have never been world champions?' vraagt de kleine, een zestiger, schat ik. Ik stamel wat over de theorie dat we als het erop aankomt altijd voor mooi voetbal kiezen in plaats van resultaat, maar blijkbaar is dat niet het juiste antwoord want hij stelt de vraag gewoon nog een keer. Een van zijn jonge gezellen redt me: 'I know why. One name: Johnny Heitinga!' Hij is een Everton fan, dus hij kan het weten. Zijn maatje is voor Liverpool en die willen Christian Eriksen aantrekken. 'Is he any good?' vraagt hij. 'Well, we're Feyenoord fans, so we think all Ajax players are shit.' Dit vinden ze leuk. Ze vragen nog of wij hier wel kunnen overleven: 'All those hills... Holland is flat as hell!' Dat vinden wij weer leuk. De mannen trekken verder naar de volgende kroeg.

Wij drinken nog een whisky en gaan dan ons bed opzoeken. Wij zijn inderdaad niks gewend in ons vlakke landje en we moeten aan het eind van deze vermoeiende maar geslaagde dag nog één keer drie kilometer lopen. Heuvelafwaarts, gelukkig.

Geen opmerkingen: