De tragische dood van Wouter Weylandt schokte gisteren collega-wielrenners, volgers en liefhebbers. De 26-jarige Belg crashte zwaar in de afdaling van de Passo del Bocco en overleed vrijwel meteen. Jaarlijks stuiteren vele profs ongenadig hard van hun fiets. Eigenlijk is het een wonder hoe vaak het goed afloopt. Veel schaafwonden, hier en daar een gebroken sleutelbeen, heel af en toe iets ernstigers en praktisch nooit een fatale afloop.
Weylandt is sinds ik het wielrennen volg de derde renner die tijdens de koers het leven laat. De eerste was Fabio Casartelli in 1995, zestien jaar geleden. Nota bene in de Tour de France kwam de jonge Italiaan om het leven. In de afdaling van de Portet d'Aspet viel hij met zijn hoofd tegen een betonblok. Ik was nauwelijks negen jaar oud, maar ik heb toch wonderbaarlijk scherpe herinneringen aan het verongelukken van Casartelli. Vooral de manier waarop intrigeerde me enorm. Ik heb toen geen beelden van het ongeluk gezien, maar niettemin zag ik steeds weer voor me hoe Casartelli lichtjes wegstuurde van het achterwiel voor hem, toen daar ineens een paaltje opdoemde. Casartelli werd gelanceerd en landde head first op het blok beton. In werkelijkheid ging het iets anders, maar de morbide verbeelding heeft mijn herinnering voorgoed gekleurd.
Acht jaar later viel nummer twee. Andrej Kivilev verongelukte in Parijs-Nice 2003. Kivilev was een weinig opvallende zwoeger uit Kazachstan. Twee jaar eerder was hij verrassend als vierde geëindigd in de Tour nadat hij in een verregende vlakke rit in de eerste week een half uur had gepakt. In de tweede rit van Parijs-Nice ging Kivilev naar het asfalt na een onhandige botsing met zijn teamgenoten Rutkiewicz en Ordowski. Die twee krabbelden vlug weer op, maar Kivilev, die op zijn hoofd terecht was gekomen, bleef achter. Kivilev droeg geen helm. Ook hier geen directe herinnering, maar wel een beklijvend tv-beeld: vanuit de helikopter gefilmd, op het asfalt de eenzame Kivilev.
Weer acht jaar later is Weylandt dus nummer drie. De beelden zijn gruwelijk. Daar ligt al een dode, de armen in stille overgave omhoog. De Belg is de eerste van de drie die wel een helm droeg, maar ook dat is blijkbaar geen garantie. Verder zijn de overeenkomsten frappant, zeker met Casartelli. Opnieuw een betonblok in de berm, wederom de roerloze renner en het bloed dat zijn weg naar beneden zoekt.
Boze tongen beweren nu dat de organisatie van de Giro blaam treft. Elk jaar moet de ronde spannender en extremer, het parcours zwaarder, de cols spectaculairder. De veiligheid van de renners komt in het geding. Thijs Zonneveld bediende zich vandaag in De Pers zelfs van zwaardere retoriek: 'misschien veroorzaakten wij het ook wel een klein beetje. Met z'n allen.' De nog verse emotie heeft hier de overhand, en niet de bedachtzaamheid.
Weylandt verongelukte in de afdaling van een col van de derde categorie, de op een na laagste, en bovendien op een recht stuk. De dood van Wouter Weylandt heeft net zo weinig met het gevaarlijke parcours van de Giro te maken als het domme gebrul van Lex Immers met antisemitisme te maken had.
Wouter Weylandt maakte een stuurfout en had vervolgens de grootst denkbare pech toen hij met zijn pedaal het beton raakte en gelanceerd werd. Laten we zijn dood niet misbruiken voor politiek. Laten we van een tragisch ongeval geen misdaad met daders en medeplichtigen maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten